GESCHILLENINSTANTIE
Stichting Deskundigheidsbevordering
en Ondersteuning Kwaliteitsbeleid Huisartsenpraktijken (DOKh) Noordwest-Nederland
Robijnstraat 6
1812 RB ALKMAAR
Klachtnummer: 2018/G004
BESLISSING
inzake:
de heer [naam],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: klager
tegen
de heer [naam] en [naam organisatie]
hierna te noemen: beklaagden
Ontstaan en loop van het geschil
Bij e-mailberichten van 9 juli 2018 en 12 juli 2018 heeft klager zich gewend tot de Geschilleninstantie, met het verzoek een geschil tegen beklaagden in behandeling te nemen.
Feiten
Op basis van de e-mailberichten van klager wordt uitgegaan van de volgende feiten.
Klager is de zoon van mevrouw [naam], geboren op [datum].
Mevrouw [naam] heeft gebruik gemaakt van zorg, geboden door beklaagden. Deze zorg is geboden in het kader van een traject dat mogelijk zou hebben kunnen leiden tot het toepassen van euthanasie.
Klager heeft -kort samengevat en zakelijk weergegeven- aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de wijze waarop beklaagden zijn moeder hebben begeleid in dit traject.
Voornoemd traject heeft niet geleid tot het toepassen van euthanasie en de moeder van klager verblijft thans in een verzorgingshuis in [plaats].
Beoordeling ontvankelijkheid van dit geschil
Op basis van artikel 1, onderdeel g, het Reglement geschilleninstantie DOKh als bedoeld in artikel 19, lid 3, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: het Reglement), kunnen de volgende personen een geschil bij de Geschilleninstantie aanhangig maken:
Iedere hulpvrager die gebruik wil maken, gebruik maakt of heeft gemaakt van de diensten van een (huis-)arts of andere zorgaanbieder;
De vertegenwoordiger die door de patiënt is aangewezen of de wettelijke vertegenwoordiger van de patiënt;
De zaakwaarnemer voor diegene die zijn zaken niet zelf kan behartigen;
Nabestaande(n) van inmiddels overleden patiënten.
Oordeel over de ontvankelijkheid van dit geschil
De voorzitter van de Geschilleninstantie stelt vast dat klager niet behoort tot een van de hiervoor genoemde personen die gerechtigd zijn een klacht in te dienen.
Voorts stelt de voorzitter van de Geschilleninstantie vast dat hij geen aanleiding ziet om gebruik te maken van de bevoegdheid om, in bijzondere gevallen, een beklagrecht toe te kennen aan een betrokkene die geen rechtstreeks beklagrecht heeft.
Het voorgaande betekent dat de voorzitter van de Geschilleninstantie, mede gelet op artikel 5, lid 2, van het Reglement het geschil kennelijk niet-ontvankelijk acht.
Hiermee is het geschil dan ook beëindigd.
Beslissing
De voorzitter van de Geschilleninstantie verklaart het geschil kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door de voorzitter van de Geschilleninstantie, de heer mr. M.M. van Weely op 13 augustus 2018.
Analyse
Casus: Klager is de zoon van de patiënt en klaagt namens patiënt. In deze casus kan dat niet.
Beoordeling Geschilleninstantie en leerpunten lees hier verder.