Selecteer een pagina

GESCHILLENINSTANTIE

Stichting Deskundigheidsbevordering
en Ondersteuning Kwaliteitsbeleid Huisartsenpraktijken (DOKh) Noordwest-Nederland

Robijnstraat 6
1812 RB ALKMAAR

Klachtnummer: 2019/G013

BESLISSING

inzake:

mevrouw [naam],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: klaagster,

tegen

de heer [naam],
huisarts te [plaats],
hierna te noemen: beklaagde.

Ontstaan en loop van het geschil
Bij brief van 4 november 2018 met bijlagen, heeft klaagster zich gewend tot de Geschilleninstantie, met het verzoek een geschil tegen de beklaagde in behandeling te nemen.
Voorts heeft klaagster haar verzoek bij brief van 17 november 2018 nader toegelicht.
Klaagster stelt op 10 juli 2018 een klachtbrief te hebben ingediend bij de praktijk van beklaagde. Voorts stelt klaagster dat zij op deze klacht geen schriftelijke reactie heeft gekregen.

Bij brief van 18 december 2018 heeft de Geschilleninstantie aan klaagster verzocht een kopie van haar klachtbrief, gericht aan de beklaagde, te overleggen.
Bij voicemail-bericht van 28 december 2018 heeft klaagster de Geschilleninstantie bericht dat zij deze klachtbrief niet zal overleggen, omdat de inhoud van deze klachtbrief grotendeels gelijk is aan de reeds door haar verstrekte informatie.

Beoordeling ontvankelijkheid van dit geschil
Op basis van artikel 21, lid 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), kan een geschil met een zorgaanbieder schriftelijk ter beslechting aan de Geschilleninstantie worden voorgelegd door een cliënt, indien:
A. is gehandeld in strijd met paragraaf 1 van de wet,
B. de mededeling, bedoeld in artikel 17, eerste lid, diens klacht naar zijn oordeel in onvoldoende mate wegneemt,
C. van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht over een hem betreffende gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening bij de zorgaanbieder indient.

Oordeel over de ontvankelijkheid van dit geschil
De voorzitter van de Geschilleninstantie overweegt dat klaagster heeft gesteld dat beklaagde niet schriftelijk heeft gereageerd op haar klachtbrief van 10 juli 2018. Als dit vast zou staan zou dit geschil ontvankelijk kunnen zijn op basis van het handelen door beklaagde in strijd met paragraaf 1 van de Wkkgz.
Nu echter door klaagster, ondanks aanmaning, niet de klachtbrief van 10 juli 2018 is overgelegd, kan niet beoordeeld worden of beklaagde in strijd met paragraaf 1 van de Wkkgz heeft gehandeld.
Nu er geen inhoudelijke beoordeling kan plaatsvinden, betekent het voorgaande dat de voorzitter van de Geschilleninstantie, mede gelet op artikel 5, lid 5, van het Reglement geschilleninstantie DOKh, het geschil kennelijk niet-ontvankelijk acht.
Hiermee is het geschil dan ook beëindigd.

Beslissing
De voorzitter van de Geschilleninstantie verklaart het geschil kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door de voorzitter van de Geschilleninstantie, de heer mr. M.M. van Weely op 17 januari 2019.

Handtekening voorzitter

Vaardigheden

Gepubliceerd op

januari 17, 2019