Selecteer een pagina

B I N D E N D A D V I E S
Geschillencommissie KPZ
Tussenuitspraak

Geschil 18.03

In het geschil tussen:
de heer [verzoeker],
wonende te
[woonplaats],
verzoeker,

en

mevrouw [verweerster],
eigenaar van [zorgaanbieder] te Almere,
wonende te [woonplaats],
verweerster.

1. Bevoegdheid
1.1 Partijen zijn overeengekomen geschillen naar aanleiding van de Wet kwaliteit, klachten en
geschillen zorg te laten beslechten door de Geschillencommissie KPZ bij bindend advies.

1.2 De zittingscommissie die voor het onderhavige geschil is ingesteld op basis van artikel 3 van
het Geschillenreglement Geschillencommissie KPZ bestaat uit:
– mevrouw mr. drs. T. Novakovski, voorzitter;
– mevrouw mr. P.T.E. Lock, lid;
– mevrouw dr.mr. W.M.C.M. Caris-Verhallen, lid.

1.3 Mevrouw mr. E.M.A.C. van Dort is aangesteld als ambtelijk secretaris van de commissie.

2. Het procesverloop
2.1 Verzoeker heeft het geschil omstreeks 25 maart 2018 ingediend. In het verzoekschrift heeft
verzoeker een beroep gedaan op artikel 21 lid 1 sub c Wkkgz, zich op het standpunt stellend
dat het voor hem onmogelijk is zijn klacht eerst tot verweerster te richten.

2.2 Verweerster heeft hierop bij verweerschrift van 29 mei 2018 gereageerd.

2.3 De geschillencommissie (hierna te noemen: de commissie) heeft besloten eerst over de
ontvankelijkheid van verzoeker in het geschil te zullen beslissen alvorens het geschil verder
inhoudelijk te behandelen.

2.4 Op 5 juni 2018 heeft ter zake een hoorzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn partijen op
verzoek van verzoeker afzonderlijk gehoord (artikel 13 lid 6 van het Geschillenreglement
KPZ).

2.5 Ter zitting zijn verschenen:
– verzoeker;
– mevrouw [echtgenote van verzoeker], echtgenote van verzoeker;
– verweerster.

2.6 Tevens is als getuige aan de zijde van verweerster gehoord:
– mevrouw [X].

2.7 Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om over en weer op de verslagen van de gescheiden
hoorzitting, de door partijen overgelegde stukken en de getuigenverklaring te reageren.

2.8 De commissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
– verzoekschrift van omstreeks 25 maart 2018,
– verweerschrift van 29 mei 2018,
– pleitnotities van verzoeker;
– reacties van verzoeker op het verslag van de hoorzitting van verweerster en de
getuigenverklaring van 24 juni 2018;
– e-mailcorrespondentie tussen (echtgenote van) verzoeker en verweerster van 3
november 2016 tot en met 25 februari 2017;
– e-mail van verweerster aan Nieuwland van 10 januari 2017;
– ondersteuningsplan van de gemeente Almere m.b.t. verzoeker;
– brief van GGD aan de zoon van verzoeker van 9 mei 2017 inzake aanvraag Beschermd
wonen;
– brief van Wilzijn aan verzoeker van 23 mei 2018;
– beschikking Beschermd wonen van 1 juni 2017;
– de klachtbrief van verzoeker van 10 juli 2017;
– e-mailcorrespondentie tussen verzoeker en verweerster van 11 juli 2017;
– informatie van de website van Focus4Care.

3. Feiten en achtergronden
3.1 Verweerster is eigenaar van [zorgaanbieder] te Almere, dat individuele
(levensloop)begeleiding biedt aan mensen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). Bij
[zorgaanbieder] zijn verschillende begeleiders aangesloten. Verweerster voert
intakegesprekken en op grond van de wensen en behoeften van cliënten zoekt zij een
passende begeleider en geleidt deze toe aan de cliënt. Zelf is verzoekster ook als begeleider
bij [zorgaanbieder] werkzaam.

3.2 Zowel verzoeker als zijn zoon zijn gediagnosticeerd met ASS.

3.3 Verweerster was sinds maart 2016 samen met mevrouw [x] begeleider van de zoon van
verzoeker. Bij e-mail van 3 november 2016 heeft de echtgenote van verzoeker, toen
mantelzorger van zowel verzoeker als de zoon, verweerster benaderd met de volgende
vraag:
“Mijn vraag aan jou is of jij misschien wat voor [verzoeker] kunt betekenen of dat jij
iemand in je netwerk kent die mogelijk met [verzoeker] ‘rond de tafel’ kan gaan zitten
en iets voor hem kan betekenen.”

3.4 Naar aanleiding hiervan is een eerste afspraak tussen verzoeker en verweerster gepland.
Daarover gaf verweerster bij e-mail van 4 november 2016 aan:
“Ik zal mijn best doen om met hem helder te krijgen hoe hij geholpen wil worden en
wat volgens hemzelf zijn hulpvraag is.”

3.5 Na dit gesprek heeft verweerster verzoeker geholpen bij het indienen van een aanvraag
voor een indicatie voor individuele begeleiding bij de gemeente. In dat kader is verweerster
mee geweest naar een gesprek met de gemeente dat op 12 januari 2017 heeft
plaatsgevonden.

3.6 Nadat verzoeker begin 2017 een indicatie voor 3 uur individuele begeleiding per week had
gekregen, heeft verweerster een vervolgafspraak met verzoeker gepland. Over de inhoud
van dit gesprek schreef verweerster bij e-mail van 25 februari 2017:
“Het lijkt mij verstandig als we jouw wensen mbt de begeleiding in kaart gaan
brengen zodat ik naar een geschikte begeleider voor jou kan zoeken.”

3.7 Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerster verzoeker toegeleid naar – of zoals
verweerster het zelf verwoordt gekoppeld aan – een begeleider van [zorgaanbieder].
Verzoeker heeft daar enkele gesprekken mee gevoerd, maar was niet tevreden over de
vooruitgang. Vervolgens heeft verzoeker nog twee gesprekken met verweerster gevoerd,
waarna verweerster hem heeft toegeleid naar een andere begeleider van
[zorgaanbieder].

3.8 In de avond van 4 juli 2017 is de zoon van verzoeker van huis weggelopen. Hij is toen bij
verweerster langsgegaan. Verweerster heeft een praktijkruimte aan huis; haar huisadres is
tevens haar kantooradres.

3.9 Verweerster heeft dezelfde avond contact opgenomen met Focus4Care te Almere om de
zoon op te vangen. De zoon heeft daar een kamer toegewezen gekregen. Na 4 juli 2017 is
de zoon niet meer naar huis teruggekeerd.

3.10 De zoon van verzoeker bleek al eerder met behulp van zijn begeleiders een aanvraag
voor beschermd wonen te hebben ingediend. In het advies van de gemeente inzake de
Beschikking Beschermd wonen van 1 juni 2017 staat bij de toelichting vermeld:
“de thuissituatie is zorgelijk en geen gezond klimaat voor cliënt.”

3.11 Bij brief van 10 juli 2017 hebben verzoeker en zijn echtgenote een klachtbrief
verstuurd naar verweerster. Op 11 juli 2017 hebben zij deze brief in kopie verstuurd aan de

gemeente. Zoals blijkt uit de begeleidende brief aan de gemeente, heeft de klachtenbrief
betrekking op:
“(…) een klacht over de wijze en manier waarop [zorgaanbieder] de zorgverlening voor
onze zoon tot nu toe heeft uitgevoerd.”

3.12 In reactie hierop heeft verweerster verzoeker en zijn echtgenote bij e-mail van 11 juli
2017 uitgenodigd voor een gesprek:
“Ik vind de situatie die is ontstaan heel vervelend voor jullie en vooral voor [de zoon].
[X] [mevrouw [x]] en ik willen uiteraard graag samen met jullie in gesprek om jullie
klachten en zorgen te bespreken.”

3.13 Bij e-mail van dezelfde dag, 11 juli 2017, heeft verzoeker deze uitnodiging afgewezen:
“Jullie hebben ons bewust overal buiten gehouden. Met deze situatie tot gevolg. Een
gesprek had op zijn plaats geweest toen jullie met dit traject wilden beginnen. Nu is
het te laat voor een gesprek.”

4. Het geschil
4.1 Verzoeker stelt dat verweerster in haar rol als begeleidster van verzoeker misbruik heeft
gemaakt van de door verzoeker in vertrouwen vertelde en dus door verweerster
beroepsmatig verkregen informatie. Volgens verzoeker heeft verweerster de van verzoeker
tijdens zijn begeleiding verkregen informatie heimelijk gebruikt in de begeleiding van de
zoon van verzoeker (hierna ook: de zoon). Terwijl verzoeker begeleiding zocht voor zijn
hulpvraag om de communicatie met zijn zoon en tussen de gezinsleden te verbeteren,
gebruikte verweerster de door verzoeker verstrekte informatie om de zoon te steunen in
zijn zwijggedrag en zijn wens om uit huis te gaan, aldus verzoeker. Verzoeker acht
verweerster verantwoordelijk voor – zoals hij stelt – de ontwrichting van zijn gezin: volgens
verzoeker is de zoon door toedoen van verweerster uit huis vertrokken en hij en zijn
echtgenote hebben sindsdien geen contact meer met hem.

4.2 Verzoeker verwijt verweerster de volgende gedragingen, hierna aan te duiden als
geschilonderdelen 1 tot en met 6:
1. Geschilonderdeel 1: Verweerster heeft de door verzoeker in vertrouwen met haar
gedeelde informatie over zijn gezin zonder zijn toestemming en zonder zijn medeweten
gebruikt om een zeer negatief en volkomen onwaar beeld over zijn gezin neer te zetten
bij gemeente en GGD Flevoland.
2. Geschilonderdeel 2: Verweerster heeft ongefundeerde en kritische uitlatingen over de
echtgenote van verzoeker gedaan en daarmee bewust een overspannen reactie van zijn
echtgenote uitgelokt tijdens twee gesprekken met verweerster waarbij de echtgenote
van verzoeker aanwezig was.
3. Geschilonderdeel 3: Verweerster heeft het vertrouwen van verzoeker en zijn
echtgenote beschaamd door gesprekken te voeren, begeleiding te bieden en
vooruitgang te melden met betrekking tot verzoeker en zijn gezin, terwijl zij bezig was
om zijn gezin uit elkaar te trekken.
4. Geschilonderdeel 4: Verweerster heeft gelogen over de verblijfplaats van de zoon van
verzoeker toen hij op 4 juli 2017 in verwarde toestand de ouderlijke woning heeft
verlaten.
5. Geschilonderdeel 5: Verweerster heeft de zoon van verzoeker als zijn hulpverleenster in
haar huiselijke omgeving opgenomen (onethisch) en bevoegde instanties niet
geïnformeerd over de crisissituatie en de noodzaak van een crisisplek.
6. Geschilonderdeel 6: Verweerster heeft onethisch gehandeld en belangenconflicten niet
voorkomen door ervoor te kiezen om verzoeker beroepsmatig te (gaan) begeleiden
terwijl zij al een half jaar lang de professionele begeleidster/ondersteuner van de zoon
van verzoeker was.

4.3 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

5. De beoordeling van het geschil: ontvankelijkheid van verzoeker
5.1 Zoals de commissie van tevoren aan partijen heeft meegedeeld, beperkt deze
tussenuitspraak zich tot de beoordeling van de ontvankelijkheid van verzoeker in het
geschil.

5.2 In dit geschil liggen twee ontvankelijkheidsvragen ter beoordeling voor:
(1) In hoeverre is de uitzondering als bedoeld in artikel 21 lid 1 sub c Wkkgz van
toepassing, inhoudende dat van verzoeker in redelijkheid niet kan worden verlangd dat
eerst een klacht wordt ingediend bij de zorgaanbieder (artikel 8 lid 4 sub c
Geschillenreglement Geschillencommissie KPZ)?
(2) In hoeverre hebben de geschilonderdelen betrekking op verzoeker als cliënt van
verweerster?

5.3 De commissie gaat hieronder achtereenvolgens op deze ontvankelijkheidsvragen – bij vraag
2 per geschilonderdeel – in.

(1) In hoeverre is de uitzondering als bedoeld in artikel 21 lid 1 sub c Wkkgz van
toepassing?

5.4 In artikel 21 lid 1 sub c Wkkgz is bepaald dat een cliënt een geschil rechtstreeks aan de
commissie kan voorleggen als van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij
onder de gegeven omstandigheden zijn klacht over een hem betreffende gedraging van de
zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening bij de zorgaanbieder indient. In de
memorie van toelichting bij de Wkkgz wordt opgemerkt dat deze zogenoemde
hardheidsclausule in de wet is opgenomen ten behoeve van cliënten die in een zeer
afhankelijke situatie verkeren en die bang zijn dat het voorleggen van hun klacht aan de
zorgaanbieder mogelijk vervelende repercussies zal hebben (Kamerstukken TK 2009-2010,
32 402, nr. 3, p. 133).

5.5 Verzoeker heeft tijdens de hoorzitting toegelicht dat hij op 10 juli 2017 een klachtbrief
heeft gestuurd naar verweerster waarop zij heeft gereageerd met een e-mail om een
afspraak te maken voor een gesprek. Dit was voor verzoeker echter geen begaanbare weg
meer, aldus verzoeker, omdat door toedoen van verweerster de politie in de tussentijd tot
twee keer toe bij hen langs was geweest. Volgens verzoeker heeft verweerster ten
onrechte beweerd dat verzoeker en zijn echtgenote geweigerd zouden hebben zijn
persoonlijke bezittingen aan de zoon beschikbaar te stellen.

5.6 Verweerster heeft hierover verklaard dat het niet lukte om op een normale manier de
persoonlijke eigendommen van de zoon te verkrijgen en dat zij vervolgens op advies van de
gemeente met de zoon aangifte heeft gedaan, omdat anders geen nieuw paspoort kon
worden verkregen. Verweerster geeft daarbij aan niet te weten op welke manier is
geprobeerd de spullen op te halen, omdat zij daar niet bij was betrokken, maar de
begeleiders van Focus4Care (instelling voor beschermd wonen). Zij was vanaf 4 juli 2017
officieel geen begeleider meer van de zoon, aldus verweerster.

5.7 Verder heeft verweerster verklaard dat zij haar aanbod voor een gesprek verschillende
keren – zij meent drie keer – heeft gedaan, maar dat zij verder niet inhoudelijk heeft
gereageerd op de klacht.

5.8 De commissie heeft kennisgenomen van de klachtbrief van 10 juli 2017. De commissie
constateert dat de in deze brief genoemde klachten enkel betrekking hebben op de
begeleiding van de zoon, en niet op de begeleiding van verzoeker. Om die reden zal de
commissie deze klachtbrief als zodanig buiten beschouwing laten. Wel wijst de commissie
erop dat een zorgaanbieder op grond van artikel 17 lid 1 Wkkgz gehouden is binnen zes
weken na indiening van de klacht schriftelijk mededeling te doen waarin met redenen
omkleed is aangegeven tot welk oordeel het onderzoek van de klacht heeft geleid, welke
beslissingen de zorgaanbieder over en naar aanleiding van de klacht heeft genomen en
binnen welke termijn maatregelen waartoe is besloten, zullen zijn gerealiseerd.

5.9 Verzoeker heeft in de hoorzitting toegelicht dat een gesprek met verweerster door de
gebeurtenissen na 4 juli 2017 niet veilig meer voelde; de vertrouwensbasis die in een
gesprek zou kunnen worden hersteld, was zodanig beschadigd dat een gesprek een
gepasseerd station was, aldus verzoeker.

5.10 De commissie begrijpt het standpunt van verzoeker aldus, dat van hem niet verlangd
kan worden dat hij zijn klacht bij verweerster indient, omdat dit voor verzoeker niet veilig
voelt en bij verzoeker – door toedoen van verweerster – ieder vertrouwen om met elkaar in
gesprek te gaan en een gezamenlijke oplossing te vinden ontbreekt. De in de ogen van
verzoeker door verweerster gecreëerde vertrouwensbreuk ligt ook aan de basis van zijn
klachten. De ernst van deze vertrouwensbreuk wordt mede ingegeven door de grote
impact die het handelen van verweerster volgens verzoeker heeft op zijn leven en
gezinssituatie.

5.11 De commissie is van oordeel dat een cliënt in dergelijke omstandigheden in de
gelegenheid moet worden gesteld om zijn klacht rechtstreeks bij de geschillencommissie in
te kunnen dienen. Wordt die mogelijkheid ontzegd aan een cliënt die zich vanwege een
ernstige vertrouwensbreuk niet in staat acht een klacht bij de zorgaanbieder in te dienen,
dan wordt daarmee ook de mogelijkheid ontnomen om de kwaliteit van zorg te toetsen en
waar mogelijk te verbeteren. Dat zou niet stroken met het doel en de ratio van de Wkkgz,
die de cliënt centraal stelt en waarbij cliëntgerichtheid en een sterke rechtspositie voor de
cliënt als belangrijke middelen worden gezien om de kwaliteit van zorg te waarborgen
(vergelijk o.m. Kamerstukken TK 2009-2010, 32 402, nr. 3, p. 2).

5.12 De commissie is daarom van oordeel dat de uitzondering van artikel 21 lid 1 sub c
Wkkgz van toepassing is, zodat de commissie verzoeker in zijn algemeenheid ontvankelijk
verklaart in het geschil.

(2) In hoeverre hebben de geschilonderdelen betrekking op verzoeker als cliënt van
verweerster?

5.13 De voorliggende vervolgvraag is in hoeverre de verschillende geschilonderdelen
betrekking hebben op verzoeker als cliënt van verweerster en verzoeker ook uit dien
hoofde ontvankelijk kan worden geacht. De commissie zal deze vraag per geschilonderdeel
beantwoorden.

5.14 Verzoeker heeft in de processtukken en tijdens de hoorzitting de geschilonderdelen
uitgebreid inhoudelijk toegelicht. Ook verweerster is uitgebreid in de gelegenheid geweest
om haar verweren zowel schriftelijk als mondeling toe te lichten. De commissie zal de
standpunten van partijen slechts bespreken voor zover dit relevant is voor de beoordeling
van de ontvankelijkheid. Vanzelfsprekend zal de commissie, voor zover van belang, op de
standpunten van partijen ingaan in de in het vervolg van deze geschilprocedure te nemen
inhoudelijke beslissing.

Geschilonderdeel 1: Verweerster heeft de door verzoeker in vertrouwen met haar gedeelde
informatie over zijn gezin zonder zijn toestemming en zonder zijn medeweten gebruikt om
een zeer negatief en volkomen onwaar beeld over zijn gezin neer te zetten bij gemeente en
GGD Flevoland.

5.15 In dit geschilonderdeel staat de informatie centraal die verzoeker als cliënt in het
kader van zijn begeleiding aan verweerster heeft verstrekt en de vraag op welke wijze
verweerster die informatie heeft gebruikt. Naar het oordeel van de commissie heeft dit
geschilonderdeel rechtstreeks betrekking op de cliënt en de aan hem door verweerster
verleende begeleiding. De commissie acht verzoeker ontvankelijk in dit geschilonderdeel.

Geschilonderdeel 2: Verweerster heeft ongefundeerde en kritische uitlatingen over de
echtgenote van verzoeker gedaan en daarmee bewust een overspannen reactie van zijn
echtgenote uitgelokt tijdens twee gesprekken met verweerster waarbij de echtgenote van
verzoeker aanwezig was.

5.16 Dit geschilonderdeel ziet naar het oordeel van de commissie primair op de wijze
waarop verweerster de echtgenote van verzoeker heeft bejegend. Verzoeker heeft tijdens
de hoorzitting toegelicht dat de heftige reactie van zijn echtgenote die verweerster heeft
veroorzaakt ook effect heeft op hem als cliënt. De commissie is van oordeel dat dit
onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat dit geschilonderdeel (ook) op
verzoeker betrekking heeft. De commissie verklaart verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in
dit geschilonderdeel.

Geschilonderdeel 3: Verweerster heeft het vertrouwen van verzoeker en zijn echtgenote
beschaamd door gesprekken te voeren, begeleiding te bieden en vooruitgang te melden met
betrekking tot verzoeker en zijn gezin, terwijl zij bezig was om zijn gezin uit elkaar te trekken.

5.17 Dit geschilonderdeel ligt volgens de toelichting van verzoeker in het verlengde van
geschilonderdeel 1. Het stelt de handelwijze van verweerster omtrent de begeleiding van
verzoeker ter discussie en heeft daarmee naar het oordeel van de commissie rechtstreeks
betrekking op cliënt en de aan hem door verweerster verleende begeleiding. De commissie
acht verzoeker ontvankelijk in dit geschilonderdeel.

Geschilonderdeel 4: Verweerster heeft gelogen over de verblijfplaats van de zoon van
verzoeker toen hij op 4 juli 2017 in verwarde toestand de ouderlijke woning heeft verlaten.

5.18 Verweerster heeft in haar verweerschrift de gang van zaken op de avond van 4 juli
2017 toegelicht. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker aangegeven dat dit
geschilonderdeel voor hem geen halszaak meer is, maar dat hij toch een uitspraak over de
ontvankelijkheid wenst. Volgens verzoeker gaat dit geschilonderdeel over de begeleiding
van zijn zoon, maar door haar handelwijze heeft verweerster het vertrouwen in de relatie
tussen hem als cliënt en haar als begeleider geschonden.

5.19 De commissie is het met verzoeker eens dat dit geschilonderdeel primair betrekking
heeft op de begeleiding van de zoon van verzoeker. Om die reden zal de commissie
verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in dit geschilonderdeel. Voor zover in dit
geschilonderdeel de vertrouwensrelatie tussen verzoeker en verweerster naar het oordeel
van de commissie een rol van betekenis speelt, zal de commissie hier aandacht aan
besteden bij de beoordeling van de andere geschilonderdelen waarin de volgens verzoeker
door verweerster veroorzaakte vertrouwensbreuk aan de orde wordt gesteld.

Geschilonderdeel 5: Verweerster heeft de zoon van verzoeker als zijn hulpverleenster in haar
huiselijke omgeving opgenomen (onethisch) en bevoegde instanties niet geïnformeerd over
de crisissituatie en de noodzaak van een crisisplek.

5.20 Dit geschilonderdeel ligt in het verlengde van geschilonderdeel 4 en heeft naar het
oordeel van de commissie betrekking op de begeleiding van de zoon van verzoeker. De
commissie acht verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in dit geschilonderdeel.

5.21 Verzoeker heeft toegelicht dat ook hier geldt dat de handelwijze van verweerster de
vertrouwensrelatie tussen verzoeker als cliënt en verweerster als begeleider raakt. Voor
zover dat naar het oordeel van de commissie het geval is, zal de commissie dit meenemen
bij de inhoudelijke bespreking van de andere geschilonderdelen waarin de volgens
verzoeker door verweerster veroorzaakte vertrouwensbreuk ter beoordeling voorligt.
Geschilonderdeel 6: Verweerster heeft onethisch gehandeld en belangenconflicten niet
voorkomen door ervoor te kiezen om verzoeker beroepsmatig te (gaan) begeleiden terwijl zij
al een half jaar lang de professionele begeleidster/ondersteuner van de zoon van verzoeker
was.

5.22 In dit geschilonderdeel wordt de vraag opgeworpen of verweerster (en/of iemand
van [zorgaanbieder]) de begeleiding van verzoeker op zich heeft kunnen nemen, terwijl
zij reeds begeleider was van de zoon van verzoeker. Deze vraag raakt rechtstreeks de
belangen van verzoeker, zodat de commissie verzoeker ontvankelijk acht in dit
geschilonderdeel.

Verdere behandeling van het geschil
5.23 De commissie heeft partijen reeds afzonderlijk in gescheiden hoorzittingen gehoord.
Voor de verdere behandeling van het geschil (geschilonderdelen 1, 3 en 6) acht de
commissie het wenselijk om partijen in een gezamenlijke hoorzitting te horen. De
commissie is zich bewust van het standpunt van verzoeker dat elk vertrouwen ontbreekt
om met verweerster in gesprek te gaan, maar meent dat het van belang is dat partijen in
een gezamenlijke hoorzitting de gelegenheid krijgen om hun standpunten (ook) aan elkaar
toe te lichten. De commissie zal dan ook een gezamenlijke hoorzitting gelasten.

5.24 Voor de verdere beoordeling van het geschil (geschilonderdelen 1, 3 en 6) vraagt de
commissie verzoeker toestemming om zijn zorgdossier bij [zorgaanbieder] op te vragen
bij verweerster. Daartoe zal een machtigingsformulier aan verzoeker worden gestuurd.

6. Beslissing
Verzoeker ontvankelijk in geschilonderdelen 1, 3 en 6
6.1 De commissie verklaart verzoeker ontvankelijk in geschilonderdelen 1, 3 en 6 en niet-ontvankelijk in geschilonderdelen 2, 4 en 5.
Gezamenlijke hoorzitting

6.2 Voor de verdere behandeling van het geschil (geschilonderdelen 1, 3 en 6) is een
hoorzitting gepland. Partijen worden hiertoe door de ambtelijk secretaris opgeroepen.

6.3 Bij deze hoorzitting zullen partijen, eventuele vertegenwoordigers/bijstand, de commissie
en de ambtelijk secretaris aanwezig zijn. Tijdens deze hoorzitting worden partijen in de
gelegenheid gesteld het geschil (geschilonderdeel 1, 3 en 6) mondeling toe te lichten en zal
de commissie partijen vragen stellen.

6.4 Partijen zijn in de gelegenheid een getuige(n) of een deskundige(n) te laten horen tijdens de
hoorzitting. Wanneer zij dit willen, dienen zij uiterlijk een week voor de hoorzitting hiervoor
een verzoek in te dienen onder vermelding van naam, functie en e-mailadres van de
getuige en/of deskundige.

Machtiging opvragen zorgdossier
6.5 De commissie verzoekt verzoeker om de commissie te machtigen om het zorgdossier van
verzoeker bij [zorgaanbieder] bij verweerster op te vragen. Deze machtiging kan worden
verleend door het invullen van het machtigingsformulier dat de ambtelijk secretaris aan
verzoeker zal toesturen.

7 augustus 2018
mr. drs. T. Novakovski, voorzitter
Geschillencommissie KPZ

Vaardigheden

, , , ,

Gepubliceerd op

augustus 7, 2018