Selecteer een pagina

Stichting Geschillencommissie KPZ
B I N D E N D A D V I E S

Geschil 22.04

In het geschil tussen:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,

en
[verweerster],
gevestigd te [plaats],
verweerster.

1. Bevoegdheid
1.1 Partijen zijn overeengekomen geschillen naar aanleiding van de Wet kwaliteit, klachten
en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) te laten beslechten door de Geschillencommissie KPZ
bij bindend advies.

1.2 De zittingscommissie (hierna: de commissie) die voor het onderhavige geschil is
ingesteld op basis van artikel 4 lid 3 van het Geschillenreglement Geschillencommissie
KPZ (hierna: Geschillenreglement) bestaat uit:
– mevrouw mr. drs. T. Novakovski, voorzitter;
– mevrouw mr. drs. N.J.E.G. Cremers, lid,
– mevrouw drs. I. van Gijssel, lid.

1.3 Mevrouw mr. A. Nielsen is aangesteld als ambtelijk secretaris van de commissie.

2. Het procesverloop
2.1 Bij verzoekschrift van 8 juni 2022 heeft verzoeker het geschil ingediend. Verweerster
heeft bij e-mail van 11 juli 2022 een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadere
stukken ingebracht.

2.2 Voor de behandeling van het geschil heeft de commissie een hoorzitting bepaald op
26 augustus 2022 in Bunnik. Naast de commissie en de ambtelijk secretaris waren
namens verweerster mevrouw [naam] en de heer [naam] bij deze zitting aanwezig.
Verzoeker was met kennisgeving afwezig.

3. Feiten en achtergronden
Algemeen
3.1 [Verweerster] (hierna: zorgaanbieder) is een kleinschalige zorgaanbieder, die aan haar
cliënten (woon)begeleiding en ondersteuning biedt gericht op zelfredzaamheid en het
participeren binnen de samenleving. Verzoeker woonde in een beschermde woonvorm
bij zorgaanbieder, waar hij op vaste contactmomenten begeleiding zou ontvangen.
Verzoeker was echter vaak niet aanwezig op de contactmomenten of gaf aan geen
behoefte aan begeleiding te hebben. Zorgaanbieder meende dat hij daardoor de
overeengekomen zorg niet kon leveren. In overleg met het wijkteam heeft
zorgaanbieder de zorgovereenkomst – en daarmee ook de huurovereenkomst die
onlosmakelijk aan de zorgovereenkomst was gekoppeld – opgezegd met een
opzegtermijn van achttien weken. Verzoeker is het niet met deze opzegging eens en
vindt dat zorgaanbieder slechte zorg verleent.

Zorgovereenkomst en zorgplan
3.2 Partijen hebben per 15 februari 2021 een zorg- en dienstverleningsovereenkomst
gesloten voor onbepaalde tijd. Daarin is vastgelegd dat verzoeker in een beschermde
woonvorm bij zorgaanbieder gaat wonen en begeleiding krijgt bij “ventileren over
spanning, nabijheid en contact wanneer dat nodig is, ondersteuning bij [z]ijn
administratie en financiën en ondersteuning in het vinden van gepaste behandeling.”

3.3 In het meest recente zorgplan van 21 februari 2022 is afgesproken dat verzoeker “5 keer
per week waarvan 1 keer per dag” een contactmoment met zijn begeleider heeft en zijn
begeleidingsafspraken nakomt.

Huurovereenkomst
3.4 In de huurovereenkomst is in artikel 3 onder meer bepaald:
“3.2 Deze huurovereenkomst met levering van diensten is onlosmakelijk verbonden met
de zorgovereenkomst tussen partijen en eindigt derhalve van rechtswege op het moment
dat de zorgovereenkomst tussen partijen eindigt.”
“3.5 Als gevolg van het bijzondere karakter van de door [zorgaanbieder] aan huurder
aangeboden zorg en begeleiding in een woonvorm, het breekbare evenwicht tussen de
verschillende huurders/zorggebruikers en (mogelijk veranderende) zorgvraag van
huurder/zorggebruiker en de overige huurders/zorggebruikers is de wettelijk geregelde
huurbescherming van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing. Huurder is
zich hiervan bewust en doet derhalve uitdrukkelijk afstand van enige huurbescherming.”

Evaluatiegesprek MDO
3.5 Op 14 april 2022 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden tussen verzoeker,
zorgaanbieder en het wijkteam. In het gespreksverslag is onder andere het volgende
vastgelegd:
“Tijdens het gesprek heeft [zorgaanbieder] aangegeven dat ze huur- en
zorgovereenkomst willen beëindigen omdat er geen zorg wordt afgenomen door
[verzoeker] en dat zijn wensen niet passen binnen onze beschermd wonen voorziening.
Omdat de huurovereenkomst en de zorgovereenkomst onlosmakelijk met elkaar
gekoppeld zijn en er ook een flinke huurachterstand is ontstaan zal het wonen en de zorg
stoppen op:
23-08-2022, dat is een termijn van 18 weken om een nieuwe woonplek te zoeken.
Tijdens het gesprek was de wijkcoach [wijkcoach] ook aanwezig en staat hier ook achter.
Zij zal [verzoeker] verder ondersteunen in zijn woon/zorg vraag.”

4. Het geschil
4.1 Uit de toelichting van verzoeker in het geschilformulier onderscheidt de commissie de
volgende geschilonderdelen:
Geschilonderdeel 1: Onrechtmatige opzegging zorg- en huurovereenkomst
Geschilonderdeel 2: Gebrekkige zorgverlening
4.2 Daarnaast vordert verzoeker schadevergoeding.
5. De beoordeling van het geschil

Geschilonderdeel 1: Onrechtmatige opzegging zorg- en huurovereenkomst
5.1 Verzoeker stelt dat zorgaanbieder ten onrechte de zorgovereenkomst heeft opgezegd,
omdat verzoeker nog steeds zorg nodig heeft, zoals ook blijkt uit zijn Wmo-indicatie.
Zorgaanbieder heeft ter zitting toegelicht dat zij de zorgovereenkomst heeft opgezegd,
omdat verzoeker geen zorg afnam en zich niet liet begeleiden. Daarnaast was sprake van
een huurachterstand.

5.2 De commissie stelt vast dat tussen partijen sprake is van een zogenoemde gemengde
overeenkomst, waarbij de huurovereenkomst onlosmakelijk met de zorgovereenkomst
is verbonden. Dit betekent dat de huurovereenkomst eindigt op het moment dat de
zorgovereenkomst eindigt. Tussen partijen is niet in geschil dat het verzorgingselement
overheerst, zodat de huurbeschermingsbepalingen niet van toepassing zijn. Dit is ook
vastgelegd in artikel 3.5 van de huurovereenkomst (zie par. 3.4).

5.3 De commissie is van oordeel dat in een situatie als de onderhavige de voor onbepaalde
tijd gesloten zorgovereenkomst (en daarmee ook de huurovereenkomst) slechts kan
worden opgezegd als daarvoor gewichtige redenen bestaan. De commissie is het met
zorgaanbieder eens dat in deze zaak sprake is van gewichtige redenen, omdat verzoeker
de zorg die zorgaanbieder aanbiedt niet aanvaardt. Zorgaanbieder kan om deze reden
(ruimschoots) niet het overeengekomen aantal uren zorg verlenen. De commissie neemt
daarbij in overweging dat verzoeker zorg, bestaande uit begeleiding en ondersteuning,
in het vrijwillig kader ontvangt.
Dit betekent dat de mogelijkheden van zorgaanbieder om verzoeker tot het aanvaarden
van zorg te bewegen beperkt zijn en dat zorgaanbieder afhankelijk is van de
medewerking van verzoeker om de zorg te kunnen verlenen. Uit het zorgdossier maakt
de commissie op dat zorgaanbieder steeds zorg heeft aangeboden, maar dat verzoeker
stelselmatig of niet aanwezig was op het geplande contactmoment of aangaf geen
behoefte aan begeleiding te hebben. Zorgaanbieder heeft ter zitting toegelicht dat zij
(tezamen met het wijkteam) verzoeker verschillende keren heeft gewezen op zijn
verplichting om de zorg te aanvaarden en op de gevolgen van het niet voldoen hieraan.
De houding van verzoeker ten aanzien van het aanvaarden van zorg verbeterde echter
niet. Verzoeker wilde vooral met rust gelaten worden. Een dergelijke opstelling maakte
het voor zorgaanbieder onmogelijk om de overeengekomen zorg adequaat te verlenen.
De commissie is van oordeel dat zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld en onder
deze omstandigheden gerechtigd was de zorgovereenkomst – en daarmee ook de
huurovereenkomst – op te zeggen.

5.4 Naar het oordeel van de commissie heeft zorgaanbieder ook met betrekking tot de
opzegtermijn voldoende zorgvuldigheid betracht. Zorgaanbieder heeft in overleg met
het wijkteam een opzegtermijn van achttien weken gehanteerd. De commissie begrijpt
uit de toelichting van zorgaanbieder dat dit een gebruikelijke termijn is, die het wijkteam
standaard hanteert. Verzoeker heeft niet aangegeven dat en waarom in zijn situatie een
langere termijn passender zou zijn. Bovendien heeft zorgaanbieder met het wijkteam
afgesproken dat het wijkteam verzoeker zou ondersteunen in de woon- en zorgvraag,
zoals ook blijkt uit het verslag van het evaluatiegesprek (zie par. 3.5). Tegen die
achtergrond beschouwt de commissie de gehanteerde opzegtermijn van achttien weken
als een redelijke termijn om een andere woning en andere passende zorg te regelen.

5.5 De commissie concludeert dat zorgaanbieder de zorgovereenkomst – en daarmee de
huurovereenkomst – rechtmatig heeft opgezegd. Er is sprake van gewichtige redenen
omdat verzoeker zorgaanbieder niet in staat stelde om de overeengekomen zorg te
verlenen door geen zorg te aanvaarden. Verder heeft zorgaanbieder voldoende
zorgvuldigheid betracht door verzoeker bij herhaling te wijzen op (de gevolgen van) het
niet aanvaarden van zorg en door een redelijke opzegtermijn te hanteren. De commissie
acht geschilonderdeel 1 dan ook ongegrond.

Geschilonderdeel 2: Gebrekkige zorgverlening
5.6 Verzoeker stelt – zonder dit verder te onderbouwen – dat zorgaanbieder slechte
begeleiding biedt en niet de juiste zorg verleent. Zorgaanbieder heeft dit betwist en ook
het zorgdossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. Zoals hiervoor in par. 5.3
overwogen, is zorgaanbieder in het vrijwillig kader voor het verlenen van zorg
afhankelijk van de medewerking van verzoeker. Verzoeker weigerde echter de
aangeboden zorg te aanvaarden, ook na diverse pogingen van zorgaanbieder en het
wijkteam om hier verandering in te brengen. Nu verzoeker zorgaanbieder niet in staat
heeft gesteld om zorg te verlenen, kan verzoeker zorgaanbieder niet verwijten dat
zorgaanbieder onvoldoende of onjuiste zorg en begeleiding heeft geboden. Voor zover
daarvan sprake was, komt dit voor rekening van verzoeker.

5.7 De commissie acht geschilonderdeel 2 aldus ongegrond.

Verzoek tot schadevergoeding
5.8 Verzoeker stelt “geestelijke schade” te hebben geleden door “constante dreigingen”,
zonder dit verder toe te lichten of te onderbouwen. Nu alle geschilonderdelen
ongegrond zijn verklaard, ontbreekt een grondslag voor schadevergoeding. Het verzoek
tot schadevergoeding komt reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.

6. De beslissing
De commissie stelt bij bindend advies vast dat:
– dat alle geschilonderdelen (1 en 2) ongegrond zijn; en
– het verzoek tot schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking komt.

13 oktober 2022
mr. drs. T. Novakovski, voorzitter
namens de Geschillencommissie KPZ

Vaardigheden

, , , , ,

Gepubliceerd op

oktober 13, 2022