Selecteer een pagina

Geschilnummer: G25.01

Partijen:
A, hierna te noemen ‘Klaagster’, tegen
B, ingeschreven in het Handelsregister, vertegenwoordigd door C, hierna te noemen ‘Zorgaanbieder’ of ‘Aangeklaagde’.

1. Behandeling van het geschil
Aangeklaagde is als Zorgaanbieder aangesloten bij Geschilleninstantie Zorggeschil. Op de behandeling van het geschil is het Reglement Geschilleninstantie Zorggeschil van toepassing.

Namens de Geschilleninstantie hebben aan de behandeling van het geschil deelgenomen:
• (…)
De leden van de Geschilleninstantie die aan de behandeling hebben deelgenomen worden hierna ook wel aangeduid met ‘de Commissie’. De Commissie is bijgestaan door de ambtelijk secretaris.

De Commissie heeft kennisgenomen van de door partijen overgelegde stukken.

Klaagster heeft verzocht om een hoorzitting die heeft plaatsgevonden op 9 april 2025 middels een video verbinding.
• Klaagster is in persoon verschenen en werd vergezeld door D.
• Zorgaanbieder is in persoon verschenen en werd bijgestaan door C.

Verloop van de procedure
10 december 2024 ontvangst klacht;
12 december 2024 Klaagster gewezen op de mogelijkheid de klacht in te dienen bij de toetsingscommissie van de NVPMT;
23 december 2024 omdat de toetsingscommissie van de NVPMT de klacht niet in
behandeling wil nemen verzoekt Klaagster de Geschillencommissie dit te doen;
6 januari 2025 ontvangstbevestiging aan Klaagster verstuurd;
7 januari 2025 ontvangst van door Klaagster ondertekende machtigingen en
klachtengeld. Formele start behandeling geschil;
16 januari 2025 stukken aan Zorgaanbieder gezonden;

25 januari 2025 ontvangst verzoek tot vaststellen schadevergoeding;
10 februari 2025 reactie Zorgaanbieder op klacht en eis tot schadevergoeding; 27 februari 2025 overleg Commissie;
9 april 2025 hoorzitting;
22 april 2025 uitspraak Commissie aan partijen verzonden.

2. Aanleiding
Klaagster is in april 2023 onder behandeling gekomen van Zorgaanbieder, met wie zij sinds 2020 bevriend was. In totaal zijn er negen sessies geweest tussen april en september 2023. Gedurende de behandelperiode heeft zich tussen Zorgaanbieder en de partner van Klaagster een seksuele relatie c.q. affaire ontwikkeld. De partner van Zorgaanbieder was hier gedurende de behandeling niet van op de hoogte. Nadat eind augustus 2023 bekend was dat Zorgaanbieder een affaire had met de partner van Klaagster, heeft Klaagster de behandeling gestopt. Zij heeft getracht om met Zorgaanbieder in gesprek te komen maar deze heeft alle contact afgehouden. Na contact met de klachtenfunctionaris heeft Klaagster besloten de klacht in te dienen bij Geschilleninstantie Zorggeschil.

3. Standpunt Klaagster
Voor het volledige standpunt van Klaagster verwijst de Commissie naar de overgelegde stukken. Onderstaand zijn de standpunten verkort weergegeven, voor zover volgens de Commissie relevant voor de beoordeling van het geschil.

Klaagster is van mening dat de handelwijze van Zorgaanbieder niet passend is voor een (psycho- motorisch) therapeut en strijdig is met de beroepscode van de NVPMT:
a. Zorgaanbieder had haar als vriendin niet in behandeling moeten nemen, ook niet als Klaagster dit zelf wel wilde;
b. Zorgaanbieder had geen relatie met Klaagsters toenmalige partner aan mogen gaan.

Tijdens de hoorzitting is door Klaagster de klacht aangevuld:
c. Zorgaanbieder heeft achteraf het dossier aangevuld of aangepast.

– Verzoek om schadevergoeding
Klaagster is van mening dat haar door de handelwijze van Zorgaanbieder leed is aangedaan en dat zij schade heeft geleden. Klaagster verzoekt de Commissie om een schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van € 12.956,–, welk verzoek zij heeft onderbouwd.

4. Standpunt Zorgaanbieder
Voor het volledige standpunt van Aangeklaagde verwijst de Commissie naar de overgelegde stukken. Onderstaand zijn de standpunten verkort weergegeven, voor zover volgens de Commissie relevant voor de beoordeling van het geschil.

Zorgaanbieder geeft aan dat de klacht niet haar therapeutisch handelen betreft maar de privé omstandigheden rondom Klaagsters toenmalige partner en Zorgaanbieder. De intentie van

Zorgaanbieder is altijd geweest om Klaagster zo goed mogelijk te helpen. Het is bekend dat Klaagster binnen zowel haar toenmalige relatie als een eerdere relatie te maken had met psychische klachten, waaronder depressieve periodes, waarbij zij moeite had met het dagelijks functioneren. Dit is door meerdere personen bevestigd. Daarnaast is er binnen deze relaties sprake geweest van frequent middelengebruik. Zorgaanbieder geeft aan dat verschillende personen hiervan kunnen getuigen. Voorafgaand aan de hoorzitting heeft Aangeklaagde een verklaring overgelegd van een ex partner van Klaagster.

Zorgaanbieder geeft aan achteraf in te zien dat het niet professioneel was om een vriendin als cliënt aan te nemen.

Tijdens de hoorzitting geeft de vertegenwoordiger van Zorgaanbieder aan dat de Beroepscode van de NVPMT een therapeut niet verbiedt om een vriendin te behandelen en ook niet om een relatie aan te gaan met een partner van een cliënte.

– Verzoek om schadevergoeding
Zorgaanbieder stelt dat er geen causaal verband is tussen haar handelen en de door Klaagster gestelde schade. De psychische klachten waar Klaagster nu last van heeft, waren al aanwezig voordat zij in behandeling kwam bij Zorgaanbieder en werden destijds al behandeld.

Tijdens de hoorzitting geeft de vertegenwoordiger van Zorgaanbieder nogmaals aan dat er geen causaal verband bestaat tussen de handelwijze van Aangeklaagde en de gemelde schade en verzoekt de Commissie het verzoek tot vergoeding van schade af te wijzen.

5. Beoordeling van het geschil
Het is de taak van de Commissie om bij wijze van bindend advies een uitspraak te doen over de klacht die aan haar is voorgelegd. Zij doet uitspraak over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid en/of het (gedeeltelijk) (on)gegrond verklaren van een klacht.

Bevoegdheid en ontvankelijkheid
De Commissie beoordeelt in de eerste plaats of zij bevoegd is om de klacht te beoordelen en of de klacht ontvankelijk is.

Aangeklaagde is aangesloten bij Geschilleninstantie Zorggeschil. Op grond van art. 19 Wkkgz heeft de Geschilleninstantie tot taak om geschillen over gedragingen van een Zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. De klacht van Klaagster heeft betrekking op de zorgverlening en valt daarmee onder de bevoegdheid van de Geschilleninstantie. Voor ontvankelijkheid van de klacht is in beginsel een vereiste dat Klaagster de klacht heeft ingediend bij de Zorgaanbieder conform diens interne klachtenregeling. Dit is door Klaagster gedaan en Aangeklaagde heeft haar schriftelijk oordeel gegeven over de klacht.

De Commissie stelt vast dat zij bevoegd is en dat de klacht ontvankelijk is.

Beoordeling – algemeen
De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen ingenomen standpunten en de door haar overgelegde stukken. Daar waar de standpunten van partijen elkaar tegenspreken heeft de

Commissie deze vergeleken met de stukken die door partijen zijn ingebracht en zijn opgenomen in het procesdossier.

Volgens Nederlands recht moet degene die een stelling inneemt, in het geval deze stelling gemotiveerd wordt betwist, de juistheid daarvan aantonen. Als Klaagster (respectievelijk Aangeklaagde) iets stelt, dat door Aangeklaagde (respectievelijk Klaagster) gemotiveerd wordt betwist, dan is het aan Klaagster (respectievelijk Aangeklaagde) te bewijzen of in hoge mate aannemelijk te maken dat deze stelling juist is. Kan dat niet worden aangetoond of blijkt dat niet uit de stukken, dan kan en mag de Commissie niet uitgaan van de juistheid van de stelling.

Feiten en omstandigheden
De Commissie gaat bij haar beoordeling uit van de navolgende feiten en omstandigheden die zij ontleent uit de overgelegde schriftelijke stukken en hetgeen is besproken ter hoorzitting:

Behandeldata:
• 24-04-2023 intake gesprek
• 08-05-2023 1e sessie
• 22-05-2023 → 2e sessie
• 15-06-2023 → 3e sessie
• 03-07-2023 → 4e sessie
• 20-07-2023 → 5e sessie
• 27-07-2023 → 6e sessie (tezamen met partner)
• 31-07-2023 → 7e sessie
• 01-09-2023 → 8e /laatste sessie

Op 8 juli 2023 is Zorgaanbieder met Klaagster en haar partner naar een festival geweest. Bij die gelegenheid is door Zorgaanbieder en door de partner van Klaagster drugs gebruikt (MDMA). Op het festival hebben Zorgaanbieder en de partner van Klaagster met elkaar gezoend. Vanaf het festival is een affaire c.q. seksuele relatie ontstaan tussen Zorgaanbieder en de partner van Klaagster. (Dit is door Zorgaanbieder ter hoorzitting erkend.)

Op 27 juli 2023 heeft een zogenaamde duo-therapie sessie plaatsgevonden, met Klaagster en haar partner. Zorgaanbieder heeft dit geïnitieerd terwijl zij op dat moment een affaire had met de partner van Klaagster. (Dit is door Zorgaanbieder ter hoorzitting erkend.)

Klaagster had op enig moment vermoedens dat er iets speelde en heeft dit ook enkele keren besproken met Zorgaanbieder, die haar er vervolgens van wist te overtuigen dat er niets aan de hand was. (Dit is door Zorgaanbieder erkend en/of niet weersproken.)

Uiteindelijk (op of omstreeks 12 september 2023) heeft Klaagster van de partner van Zorgaanbieder vernomen dat Zorgaanbieder een affaire had met de partner van Klaagster. Klaagster heeft haar ex-partner hiermee geconfronteerd. Tijdens deze confrontatie werden de vermoedens van Klaagster bevestigd en bleek haar ex-partner gedurende 3 maanden een affaire te hebben met Zorgaanbieder. Klaagster heeft de relatie met haar partner dezelfde dag beëindigd. Klaagster heeft tevens de behandelingen bij Zorgaanbieder stopgezet.

De Commissie gaat er vanuit dat Klaagster moet worden aangemerkt als een zeer kwetsbare cliënte. Door Zorgaanbieder is in het verweerschrift gewezen op een verleden van psychische klachten en zelfs drugsproblematiek. Zorgaanbieder heeft een schriftelijke verklaring van een ex partner van Klaagster overgelegd waarin zulks nog eens uitgebreid is verklaard.

Op het handelen van Zorgaanbieder als therapeut is de beroepscode van de Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie (NVPMT) van toepassing. Ter hoorzitting heeft Zorgaanbieder aangegeven dat zij zich hieraan gebonden acht.

Voor de beoordeling van de klachten relevante bepalingen uit de Beroepscode zijn (citaat):

Respectvolle bejegening
2.4 De psychomotorisch therapeut (….) zal niet verder doordringen in het privéleven van de betrokkene dan nodig is voor het gestelde doel.

Vertrouwensrelatie
2.9 De psychomotorisch therapeut eerbiedigt de persoonlijke levenssfeer van de
patiënt en bevordert een professionele situatie, waarin beiden op elkaar aan kunnen.

Veiligheid en zorgvuldigheid
1.11 De psychomotorisch therapeut draagt er zorg voor dat onnodige risico’s vermeden worden en onthoudt zich van activiteiten die de patiënt psychisch en/of fysiek kunnen schaden.

Beoordeling – inhoudelijk
Ten aanzien van Klachtonderdelen a. en b.
a. Zorgaanbieder had Klaagster als vriendin niet in behandeling mogen nemen.
b. Zorgaanbieder had geen relatie met Klaagsters toenmalige partner aan mogen gaan.

Zoals hiervoor aangegeven gaat de Commissie er vanuit dat Klaagster moet worden aangemerkt als een zeer kwetsbare cliënte. Zorgaanbieder wijst zelf op psychische klachten en problematisch drugsgebruik in het verleden van Klaagster. Klaagster en cliënte hadden voorafgaand aan het behandeltraject een vriendschappelijke relatie en gingen privé met elkaar om. De omgang in privé is tijdens het behandeltraject zelfs intensiever geworden.

De Commissie is van oordeel dat Zorgaanbieder onder deze omstandigheden Klaagster niet als cliënte had moeten aannemen, maar haar had moeten doorverwijzen naar een collega therapeut. Door Klaagster als cliënte aan te nemen handelt Zorgaanbieder in strijd met de Beroepscode, meer in het bijzonder de bepalingen 2.4 en 2.9.

De omgang in privé is tijdens het behandeltraject intensiever geworden. Zorgaanbieder gaat gedurende het behandeltraject met Klaagster en haar partner naar een festival, waar Zorgaanbieder in bijzijn van Klaagster drugs gebruikt.

Dit wetende dat Klaagster door haar drugsverleden en haar psychische klachten zeer kwetsbaar is, wat extra zorgvuldigheid en alertheid van Zorgaanbieder vergt.

Vervolgens start Zorgaanbieder een affaire c.q. seksuele relatie met de partner van Klaagster, welke relatie Zorgaanbieder voor Klaagster geheim houdt. Vermoedens van Klaagster hierover worden door Zorgaanbieder zelfs “uit haar hoofd gepraat”. Ondanks de affaire met de partner van Klaagster zet Zorgaanbieder de behandelingen voort. Zorgaanbieder initieert zelfs een duo- therapiesessie waarbij Klaagster tezamen met haar partner op behandeling verschijnt. Naar de reden waarom Zorgaanbieder de duo sessie heeft gehouden kan de Commissie slechts gissen, maar het heeft er alle schijn van dat dit geen “nette” reden is. Klaagster was niet op de hoogte van de seksuele relatie van Zorgaanbieder met de partner van Klaagster ten tijde van de duo- therapie sessie en de daarop volgende therapie sessies.

De Commissie is van oordeel dat de handelwijze van Zorgaanbieder, zoals hierboven beschreven, ernstig in strijd is met de Beroepscode, meer in het bijzonder de bepalingen 2.4, 2.9 en 2.11.
• Zorgaanbieder is verder doorgedrongen in het privéleven van de betrokkene dan nodig is voor het gestelde doel.
• Zorgaanbieder heeft de persoonlijke levenssfeer van de patiënt niet eerbiedigd en heeft niet een professionele situatie bevorderd, waarin beiden op elkaar aan kunnen.
• Zorgaanbieder heeft met haar handelswijze onnodige risico’s genomen en heeft met haar handelswijze de patiënt psychisch geschaad.

De Commissie stelt vast dat Zorgaanbieder op meerdere onderdelen heeft gehandeld in strijd met de beroepscode waaraan zij als psychomotorisch therapeut is gebonden. De Commissie is van oordeel dat Zorgaanbieder zeer onzorgvuldig en laakbaar heeft gehandeld jegens Klaagster.

Oordeel:
a. De Commissie acht klachtonderdelen a en b gegrond.

De Commissie merkt ten overvloede nog op dat zij Klaagster na ontvangst van haar klacht (met name het handelen in strijd met de beroepscode) heeft geadviseerd om dit voor te leggen aan de Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie (NVPMT). Klaagster stelt dit te hebben gedaan en van de NVPMT te hebben vernomen dat deze de klacht niet in behandeling wilde nemen. Dit bevreemdt de Commissie. Een beroepsvereniging zou moeten handelen als zij weet of het vermoeden heeft dat een lid/beroepsbeoefenaar handelt in strijd met de beroepseisen. De Commissie acht het echter niet haar verantwoordelijkheid om de NVPMT van haar oordeel dienaangaande op de hoogte te stellen.

Ten aanzien van Klachtonderdeel c.
Klaagster verwijt Zorgaanbieder dat deze het cliëntdossier achteraf heeft aangevuld of aangepast, ten behoeve van de klachtenprocedure. Zorgaanbieder betwist dit gemotiveerd.

Volgens Nederlands recht is het daarmee aan Klaagster om te bewijzen of in hoge mate aannemelijk te maken dat haar stelling juist is. Klaagster is hier volgens de Commissie niet in geslaagd. Of er nu wel of niet achteraf wijzigingen zijn aangebracht is voor de Commissie niet vast te stellen. De Commissie kan en mag er dan ook niet van uitgaan dat het verwijt van

Klaagster terecht is. Gelet op het eerdere oordeel over klachtonderdelen a en b. acht de Commissie dit klachtonderdeel overigens minder relevant.

Oordeel:
b. De Commissie acht klachtonderdeel c ongegrond.

Beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding
Voor toekenning van een schadevergoeding dient te worden voldaan aan 3 voorwaarden:
1. de Zorgaanbieder heeft onrechtmatig gehandeld jegens de client en dit handelen moet aan de zorgaanbieder zijn toe te rekenen;
2. de Cliënt heeft aantoonbaar schade geleden;
3. er is een causaal verband tussen de schade en het onrechtmatig handelen.

Onder verwijzing naar de hiervoor bij klachtonderdelen a en b vermelde overwegingen en beoordelingen heeft de Commissie vastgesteld dat Zorgaanbieder zeer onzorgvuldig heeft gehandeld jegens Klaagster, daarmee ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst tot zorgverlening en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens Klaagster. Dit onrechtmatig handelen valt Zorgaanbieder toe te rekenen.

Dat Klaagster hierdoor schade heeft geleden is evident. Door Klaagster is in haar onderbouwing gemotiveerd gesteld dat zij hierdoor materiële schade heeft geleden. Door haar onrechtmatig handelen heeft Zorgaanbieder Klaagster leed aangedaan. Dat maakt naar de mening van de Commissie dat daarmee tevens sprake is van immateriële schade.

Aan de eerste twee voorwaarden is voldaan. Derde voorwaarde is dat sprake dient te zijn van een causaal verband tussen de schade en het onrechtmatig handelen. Dat moet per schadepost worden beoordeeld.

Schadeposten en beoordeling causaal verband
In haar brief van 25 januari 2025 heeft klaagster een aantal schadeposten vermeld. Deze worden hierna herhaald en beoordeeld.

– Materiële schade –
a. Betaalde facturen aan zorgaanbieder
De Commissie overweegt dat Klaagster zelf het initiatief heeft genomen om in therapie te gaan bij Zorgaanbieder. Zorgaanbieder had gezien de vriendschappelijke relatie met Klaagster haar niet als cliënt moeten accepteren ingevolge artikel 2.9 van de Beroepscode.

De Commissie overweegt dat Klaagster zelf is gestart met de behandelingen. Na 4 behandelingen is een affaire ontslaan tussen Zorgaanbieder en de toenmalig partner van Klaagster. Op dat moment had Zorgaanbieder de behandelingen moeten stoppen. Vanaf dat moment kan ook niet gesproken worden van zorgvuldig handelen en is feitelijk sprake van beschadigend handelen. De behandelingen op 20, 27 en 31 juli en 1 september 2023 hadden niet moeten plaatsvinden.

Voor zover daar honorarium voor in rekening is gebracht en betaald, is dat ten onrechte. Dit is aan te merken als schade en er is aan causaal verband met onrechtmatig handelen.
Uit de klachtbrief valt op te maken dat dit 3 behandelingen ad € 70,00 betreft, oftewel € 210,00.

b. Vermindering van inkomen door arbeidsongeschiktheid, eigen risico volledig moeten inzetten en medicatie voor eigen rekening, sessies psycholoog, reiskosten.
Dat sprake is van een causaal verband wordt door Zorgaanbieder gemotiveerd betwist. Klaagster had de psychische klachten reeds voorafgaand aan de start van de behandelingen bij Zorgaanbieder en werd hier ook reeds voor behandeld. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Zorgaanbieder is het aan Klaagster om het causaal verband aan te tonen. De Commissie is van oordeel dat dit causaal door Klaagster niet is aangetoond.

Dat doet er niet aan af dat de Commissie van oordeel is dat Klaagster leed is aangedaan door Zorgaanbieder. In dit verband verwijst de Commissie naar hetgeen zij overweegt onder het kopje immateriële schade.

c. Schade verband houdende met de scheiding, waaronder hogere woonlasten.
Zorgaanbieder heeft een affaire gehad met de partner van Klaagster. Toen Klaagster hier achter is gekomen heeft zij de relatie met haar partner beëindigd. Dit maakt echter niet dat er in juridische zin een causaal verband is tussen de door Klaagster gestelde schade die het gevolg is van het beëindigen van de relatie en het verlaten van de woning door deze partner. De partner van Klaagster is een affaire aangegaan met Zorgaanbieder en heeft Klaagster in die zin bedrogen en dat was voor Klaagster reden om de relatie te verbreken, waarna de toenmalig partner de woning heeft verlaten. Dit maakt dat het noodzakelijk causaal verband voor het kunnen toekennen van de op dit punt door Klaagster gestelde schadeposten ontbreekt.

Overige materiële schade is door Klaagster niet gesteld.
Daarmee stelt de Commissie de immateriële schadevergoeding vast op een bedrag ter hoogte van
€ 210,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag van betaling.

– Immateriële schade –
De Commissie is van oordeel dat Zorgaanbieder door haar onrechtmatig handelen Klaagster leed heeft aangedaan, hetgeen moet worden aangemerkt als immateriële schade. Het causaal verband is evident. De Commissie is dan ook van oordeel dat aan Klaagster ten laste van Zorgaanbieder een immateriële schadevergoeding dient te worden toegekend, waarvan de hoogte door de Commissie wordt vastgesteld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

Omstandigheden die hierbij een rol spelen zijn:
• Klaagster moet worden aangemerkt als kwetsbare cliënte, gelet op haar psychische klachten en drugsverleden. Dat was Zorgaanbieder zeer goed bekend en deze legt hier in haar verweer ook nadruk op;
• Dit wetende heeft Zorgaanbieder in bijzijn van Klaagster drugs gebruikt;
• Zorgaanbieder is tijdens het behandeltraject een affaire c.q. seksuele relatie begonnen met de toenmalig partner van Klaagster, welke relatie Zorgaanbieder voor Klaagster geheimhoudt. Vermoedens van Klaagster hierover worden door Zorgaanbieder zelfs “uit haar hoofd gepraat”;
• Ondanks de affaire met de partner van Klaagster zet Zorgaanbieder de behandelingen voort;
• Zorgaanbieder initieert zelfs een duo-therapiesessie waarbij Klaagster tezamen met haar partner (waar Zorgaanbieder op dat moment een affaire mee heeft) op behandeling verschijnt. Wat het doel is van deze schijnvertoning laat zich slechts raden maar fraai kan het niet zijn;
• Als Klaagster achter de affaire komt en de behandelingen stopt, verbreekt Zorgaanbieder alle contacten met Klaagster. Op berichten wordt door Zorgaanbieder niet gereageerd en het lukt Klaagster niet om haar te spreken te krijgen. Dit terwijl Zorgaanbieder haar therapeut was.

De Commissie acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, een immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 7.000,– redelijk en billijk.

Oordeel:
De Commissie kent aan Klaagster ten laste van de Zorgaanbieder een materiële schadevergoeding toe ter hoogte van € 210,–, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag der betaling, alsmede een immateriële schadevergoeding, vastgesteld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, ter hoogte van een bedrag van € 7.000,–.

7. Beslissing
De Commissie acht de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond en klachtonderdeel 3 ongegrond.

De Commissie kent aan Klaagster ten laste van de Zorgaanbieder een materiële schadevergoeding toe ter hoogte van € 210,–, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag der betaling, alsmede een immateriële schadevergoeding, vastgesteld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, ter hoogte van een bedrag van € 7.000,–.

Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, dient Aangeklaagde, overeenkomstig artikel
13 lid 5 van het Reglement Geschilleninstantie Zorggeschil, het door Klaagster aan de Geschilleninstantie betaalde klachtengeld te vergoeden. De Commissie veroordeelt Aangeklaagde tevens tot vergoeding van het door Klaagster betaalde klachtengeld ad € 50,– aan Klaagster.

Betaling van schadevergoeding, wettelijke rente en klachtengeld aan Klaagster dient plaats te vinden binnen 7 dagen nadat Zorgaanbieder in kennis is gesteld van de wijze waarop betaling dient plaats te vinden.
Deze uitspraak heeft de kracht van een bindend advies.

Geschilleninstantie Zorggeschil
22 april 2025

De voorzitter mr W. Morselt

Vaardigheden

Gepubliceerd op

april 24, 2025