Selecteer een pagina

Geschilleninstantie-KPZ 21.06

, ,

Stichting Geschillencommissie KPZ
B I N D E N D A D V I E S

Geschil 21.06

In het geschil tussen:
[verzoeker],
in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [cliënt],
wonende te Assen,
verzoeker;

en

1. [verweerder sub 1],
manager [zorgaanbieder],
2. [verweerder sub 2],
bestuurder [zorgaanbieder],
gevestigd te [plaats],
verweerders.

1. Bevoegdheid
1.1 Partijen zijn overeengekomen geschillen naar aanleiding van de Wet kwaliteit, klachten en
geschillen zorg (hierna: Wkkgz) te laten beslechten door de Geschillencommissie KPZ bij
bindend advies.

1.2 De zittingscommissie (hierna: de commissie) die voor het onderhavige geschil is ingesteld op
basis van artikel 3 lid 3 van het Geschillenreglement Geschillencommissie KPZ (hierna:
Geschillenreglement) bestaat uit:
– mevrouw mr. P.T.E. Lock (voorzitter);
– mevrouw mr. drs. T. Novakovski, lid;
– mevrouw dr. mr. W.M.C.M. Caris-Verhallen, lid.

1.3 Mevrouw mr. A. Nielsen is aangesteld als ambtelijk secretaris van de commissie.

2. Het procesverloop
2.1 Bij verzoekschrift van 23 april 2021 heeft verzoeker het geschil ingediend. Verweerders
hebben bij verweerschrift van 14 juni 2021 gereageerd. Partijen hebben nadere stukken
ingebracht.

2.2 Voor de behandeling van het geschil heeft de commissie een hoorzitting bepaald op 29 juni
2021 in Apeldoorn. Naast de commissie en de ambtelijk secretaris waren bij deze zitting
aanwezig: verzoeker (vader van [cliënt]), [moeder] (moeder van [cliënt]) en verweerders.

2.3 Tijdens de hoorzitting is [getuige] (teamleider bij [zorgaanbieder]) op verzoek van
verweerders gehoord.

3. Feiten en achtergronden
Algemeen
3.1 [Cliënt] (hierna: cliënt) heeft vanaf zijn derde jaar epilepsie. Door de daaruit voortvloeiende
gedragsproblematiek en een verstandelijke beperking heeft hij permanent toezicht nodig.
Cliënt is nu 16 jaar en woont thuis bij zijn vader, moeder, broer en zusje. Cliënt heeft met
name ’s nachts epileptische aanvallen. Cliënt heeft sinds 20 april 2016 een ZZP VG06
indicatie.

3.2 [Zorgaanbieder] (hierna: zorgaanbieder) is een organisatie voor beschermd wonen,
logeeropvang, begeleiding en dagbesteding voor kinderen en jongeren met een beperking.
Sinds 1 oktober 2015 heeft cliënt van zorgaanbieder begeleiding en logeeropvang ontvangen.

3.3 Cliënt heeft vanaf 2018 tijdens de logeeropvang individuele begeleiding in plaats van
groepsbegeleiding ontvangen, omdat zorgaanbieder de zorgzwaarte van cliënt zag
toenemen. Verzoeker bestrijdt dat de zorgzwaarte is toegenomen. Door de individuele
begeleiding tijdens de logeeropvang werd het budget van cliënt overschreden en vanaf 2021
heeft het zorgkantoor deze overschrijding niet meer toegestaan. Zorgaanbieder diende de
zorg vervolgens passend te maken binnen het budget.

Zorgovereenkomst
3.4 In 2018 is er brand geweest bij zorgaanbieder en is de administratie vernietigd. Hierdoor is
de zorgovereenkomst, die was aangegaan op 1 oktober 2015, gedateerd op 22 februari 2018.
In deze zorgovereenkomst staat onder meer:
“De zorgverlener zal ten behoeve van de cliënt werkzaamheden verrichten in het kader van
(…) ‘begeleiding individueel’, ‘begeleiding in groepsverband’ en ‘kortdurend verblijf/logeren.”
(artikel 2.2).

3.5 In de zorgovereenkomst zijn deze onderdelen niet nader bepaald en wordt hiervoor
verwezen naar het zorg- en ondersteuningsplan:
“Het zorg- en ondersteuningsplan komt in overleg met en met instemming van de cliënt tot
stand. (…) Het zorg- en ondersteuningsplan wordt regelmatig geëvalueerd (…) en kan zo
nodig worden gewijzigd op basis van overeenstemming tussen cliënt en zorgverlener.” (artikel
3.2 en 3.3).

Zorg 2020
3.6 De zorg die cliënt in 2020 van zorgaanbieder heeft gekregen, bestond uit vijf dagen per week
individuele begeleiding op school, naschoolse opvang (groepsbegeleiding) en om het
weekend logeeropvang. Cliënt is vanaf eind 2020 niet meer naar school gegaan, maar vijf
dagen in de week naar de dagbesteding bij zorgaanbieder.

Zorgplannen
3.7 In het zorgplan d.d. 1 juni 2019 staat onder meer:
“[Cliënt] laat regelmatig dwars/boos gedrag zien en steeds meer oranje/rood gedrag zien.
Daarom blijft [cliënt] 1-op-1 begeleiding nodig hebben (…). [Cliënt] heeft constant begeleiding
en toezicht nodig. (…)
Benaderingswijze cliënt: [Cliënt] heeft een begeleider nodig die hem constant in het zicht
heeft en hem begeleidt in alles. [Cliënt] kan niet alleen gelaten worden i.v.m. zijn epilepsie en
het niet kunnen overzien van gevaar. (…) [Cliënt] logeert om het weekend op [zorgaanbieder].
(…)”

3.8 In het zorgplan d.d. 11 maart 2021 staat onder meer:
“(…) [Cliënt] heeft vanwege zijn epilepsie en in de loop der jaren steeds meer onvoorspelbaar
gedrag, constant begeleiding en toezicht nodig. (…)”

Zorgzwaarte
3.9 In maart 2020 heeft verzoeker, met medeweten van de orthopedagoog van zorgaanbieder,
een aanvraag voor consultatie bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) ingediend.
Uit het Bevindingenverslag van september 2020 van het CCE blijkt het volgende:
“[Cliënt] vraagt veel van zijn begeleider. [Cliënt] heeft de begeleider nodig om hem door de
dag heen te begeleiden. (…) Is 1-op-1 begeleiding dan altijd nodig? (…) Wellicht is de
omgeving bepalend of 1-op-1 begeleiding nodig is. (…) Luisterend naar alle partijen valt me
op dat [zorgaanbieder] en school voorzichtig communiceren (op hun hoede zijn) als ze
communiceren met ouders (ouders zijn kritisch, hebben een mening). Ouders ervaren wel wat
onduidelijkheid in de communicatie (bijvoorbeeld als het gaat om [zorgaanbieder] die
aangeeft de zorg niet meer te kunnen betalen, maar wel doorgaat met 1-op-1 begeleiding).”

3.10 In de afsluitende brief van het CCE d.d. 23 februari 2021 staat onder meer:
“(…) [Zorgaanbieder] gaf al lange tijd aan de zorg zowel financieel als inhoudelijk niet te
kunnen bieden. Ook de CCE-bevindingen waren dat het daar te kwetsbaar georganiseerd was
en de vele en langdurige 1-op-1-begeleiding van en voor [cliënt] niet wenselijk. (…)”

3.11 Zorgaanbieder en verzoeker bespreken de zorg voor cliënt in elk geval tweemaal per jaar
naar aanleiding van het zorgplan. In 2020 hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden.

3.12 In het gespreksverslag van 21 september 2020 staat:
“(…) Het team van [cliënt] is erg klein op dit moment en met name in de nachten zorgelijk
w.b.t. veiligheid en gezondheid waarborgen, aangezien er te weinig collega’s op [cliënt]
willen/kunnen werken. (…) Ook zien we bij [cliënt] achteruitgang en zijn zorgzwaarte
toenemen, wat maakt dat zijn zorgvraag steeds intensiever wordt en meer vraagt van
begeleiders. Het logeren is daardoor erg kwetsbaar (…).”

3.13 In het gesprekverslag van 5 oktober 2020, waar de consultatie bij het CCE wordt besproken,
staat:
“(…) Structurele 1 op 1 begeleiding voor [cliënt] is niet wenselijk voor zijn ontwikkeling. (…)
Allen komen we in het gesprek erop uit dat het mooi zou zijn om een plek voor [cliënt] te
vinden waar ‘alles zich onder 1 dak bevindt’ (…) [Zorgaanbieder] ziet zorgzwaarte oplopen
waarbij er steeds meer medische en specialistische zorgondersteuning nodig is.
[Zorgaanbieder] vraagt zich af ze nog de juiste zorgaanbieder zijn. (…) Op dit moment een
klein en kwetsbaar team om school en zorg te ondervangen (…)”

3.14 In de Eindrapportage Consensusprotocol Ernstig Probleemgedrag (hierna: CEP) d.d. 26 mei
2021, betrekking hebbend op de periode van 11 februari 2021 tot 11 mei 2021, staat onder
meer:
“(…) Toenemende gedragsproblematiek vanuit epilepsie. (…) Vastgesteld niveau van ernst:
Zeer ernstige problematiek (niveau 3). (…) Er is sprake van verschillende gedragingen die zeer
ernstige gevolgen hebben voor de cliënt en/of omgeving, wanneer dit niet voorkomen zou
worden door de begeleiding. (…) Dit soort gedragingen komt regelmatig, soms dagelijks voor,
ondanks de inzet van begeleiders. (…) Daarnaast is de inschatting dat het gedrag in de
toekomst alleen maar zal verergeren (…).”

3.15 In 2020 en 2021 hebben zorgverleners van zorgaanbieder een aantal keer een Melding
Incident Cliënt (hierna: MIC) gedaan. Deze meldingen hadden veelal betrekking op
epileptische aanvallen en agressief gedrag van cliënt.

3.16 De zorgcoördinator van zorgaanbieder schrijft in een verklaring aan de commissie
(ongedateerd):
“Er is regelmatig contact geweest tussen [zorgaanbieder] (Teamleider, Zorgcoördinator) en
verzoeker wat betreft het meedraaien van [cliënt] op de groep en inzetten van individuele
begeleiding. Terugkerend is besproken dat het gedrag van [cliënt] op de groep niet te
hanteren is in combinatie met andere cliënten tijdens logeerweekenden. (…).”

3.17 Het zorgkantoor adviseert in 2020 om een nieuwe indicatie (ZZP VG07) aan te vragen, maar
verzoeker is hier terughoudend in.

Budgetoverschrijding
3.18 Omdat de zorgkosten van cliënt te hoog waren, diende zorgaanbieder in opdracht van het
zorgkantoor vanaf 1 januari 2021 de zorg aan te passen. Het Zilveren Kruis omschrijft deze
budgetoverschrijding in een e-mailbericht d.d. 16 juni 2021 aan verzoeker als volgt:
“(…) Met ingang van 1 januari 2021 heeft uw zoon een budget conform zijn indicatie plus een
toeslag Extra Kosten Thuis (EKT) gekregen. [Zorgaanbieder] heeft in het jaar 2020 meer
gedeclareerd dan was toegestaan. Met een zorgprofiel 6VG is volgens wet- en regelgeving
geen Meerzorg toegestaan. De financiering van de gecontracteerde zorgaanbieder wordt
achteraf gecontroleerd, waardoor te laat is geconstateerd dat er te veel werd gedeclareerd
door de zorgverlener.“

3.19 Per e-mailbericht van 7 december 2020 heeft [getuige] aan verzoeker laten weten:
“(…) In overeenstemming met het Zorgkantoor moeten we de meerzorg stoppen. Dat wil
zeggen binnen het budget blijven.”

3.20 In het e-mailbericht van 13 januari 2021 heeft het zorgkantoor aan zorgaanbieder gevraagd:
“(…) De vraag die ik heb is, kunnen jullie vanuit het zorgprofiel 6 VG een berekening maken op
basis van MPT met de inzet van zorg die wel mogelijk is voor [cliënt] vanuit het huidige profiel
inclusief EKT 25%. (dus totaal 125%). Dat kan betekenen dat er geen logeeropvang of
naschoolse opvang ingezet kan worden. Ik wil een alternatief te bieden hebben als ouders de
7VG niet willen aanvragen. Dan zullen er keuzes gemaakt moeten worden door verzoeker.
(…)”

3.21 Vervolgens berichtte het zorgkantoor in het e-mailbericht van 14 januari 2021:
“(…) Dan kunnen ouders zelf een keuze maken. (zullen ze niet leuk vinden). Maar dat is de
consequentie als er geen 7VG wordt aangevraagd. Binnen de 7VG zijn er mogelijkheden voor
de Meerzorg en kunnen er maatwerk afspraken gemaakt worden (…) Als ouders daar niet
voor kiezen en ze blijven vasthouden aan het huidige profiel dan heeft dat consequenties. Dat
staat ook nog los van het feit of jullie [zorgaanbieder] de zorg qua personele bezetting kunnen
leveren. (…)”

3.22 Zorgaanbieder heeft vervolgens vier zorgscenario’s voorgelegd aan verzoeker, met een
zorgaanbod dat passend is binnen het budget van zorgprofiel ZZP VG06 inclusief een opslag
van 25% EKT (Extra Kosten Thuis).

4. Het geschil
4.1 Verzoeker heeft twee geschilonderdelen ingediend:
1. Zorgaanbieder houdt zich niet aan de zorgovereenkomst. Zorgaanbieder zet zonder
instemming van verzoeker individuele begeleiding in op de weekenden.
2. Zorgaanbieder heeft verzoeker gedwongen in te stemmen met een zorgovereenkomst die
geen recht doet aan de zorg van cliënt.

4.2 De commissie overweegt dat de geschilonderdelen zich ervoor lenen om gezamenlijk te
worden behandeld.

5. De beoordeling van het geschil
Standpunten partijen
Logeeropvang
5.1 Verzoeker stelt dat cliënt bij zorgaanbieder recht heeft op individuele begeleiding op school,
groepsbegeleiding en logeeropvang voor twee weekenden per maand. In 2018 kwam
verzoeker er bij toeval achter dat sprake was van individuele begeleiding van cliënt tijdens de
logeerweekenden. Dat is niet als zodanig gecommuniceerd door zorgaanbieder. Verzoeker
stelt dat hij geen bezwaar gemaakt heeft tegen deze individuele begeleiding, omdat hij ervan
uitging dat zorgaanbieder daarvoor voldoende budget ontving. Volgens verzoeker heeft
zorgaanbieder niet met hem besproken dat er sprake was van een budgetoverschrijding.

5.2 Verweerders stellen dat tijdens de logeerweekenden individuele begeleiding nodig is omdat
de zorg voor cliënt zwaarder is geworden. De zorgbehoefte van cliënt past niet bij die van de
andere deelnemers van de logeergroep. Bovendien bestaat er met de bezetting van één
begeleider per logeergroep een onaanvaardbaar gezondheidsrisico voor cliënt en zijn
omgeving, omdat hij vrijwel permanent toezicht nodig heeft. Verweerders geven aan dat het
zorgkantoor hun eind 2020 heeft gemeld dat overschrijding van het budget vanaf 1 januari
2021 niet meer mogelijk was. Het zou kunnen dat dit niet met verzoeker is gecommuniceerd,
maar verzoeker heeft wel inzicht in de declaraties, aldus verweerders.

5.3 Verzoeker geeft aan dat hij slechts inzicht in de gedeclareerde zorg krijgt op het moment dat
hij daarom vraagt. Daarnaast geeft het zorgkantoor niet per maand akkoord op de
gedeclareerde zorg, maar wordt de financiering van de gecontracteerde zorgaanbieder
achteraf gecontroleerd. Daardoor is te laat geconstateerd dat te veel werd gedeclareerd door
de zorgaanbieder.

5.4 Omdat het budget niet meer overschreden mocht worden, was het niet (meer) mogelijk om
het budget van cliënt te gebruiken voor twee weekenden logeeropvang in de maand, aldus
verzoeker. Hierdoor werd in 2021 één weekend per maand logeeropvang geboden.
Verzoeker voelde zich door zorgaanbieder gedwongen een keuze te maken uit de scenario’s
met betrekking tot deze aangepaste zorg aan cliënt. Verzoeker is onder protest akkoord
gegaan met één van deze scenario’s.

Zorgzwaarte
5.5 Volgens verzoeker is niet gebleken dat de zorg voor cliënt dusdanig zwaarder zou zijn
geworden dat logeerweekenden in de oorspronkelijke vorm niet meer mogelijk zouden zijn
of dat dit individuele begeleiding in die weekenden zou rechtvaardigen. Het gedrag van cliënt
wordt in de recente zorgplannen in dezelfde bewoordingen omschreven als aan het begin
van de zorg in 2016.

5.6 Daarnaast stelt verzoeker dat zorgaanbieder niet inzichtelijk voor hem heeft gemaakt dat en
hoe de zorg zwaarder is geworden. Verzoeker heeft in november 2020 met zorgaanbieder
afgesproken dat zorgaanbieder een scoringslijst gebaseerd op het signaleringsplan zou
bijhouden. Dit heeft zorgaanbieder niet gedaan. Hierdoor is niet tijdig inzichtelijk gemaakt
welk gedrag cliënt laat zien en in welk opzicht de zorg zwaarder is geworden. De scoringslijst
is pas eind juni 2021 ingevuld.

5.7 Verweerders stellen dat zij steeds hebben aangegeven, ook tijdens het CCE-traject, dat
zorgaanbieder niet meer de begeleiding kan bieden die cliënt nodig heeft, omdat de zorg
zwaarder is geworden en zorgaanbieder daar als organisatie niet op ingericht is. Daarnaast
heeft het zorgkantoor geadviseerd een zwaardere indicatie (ZZP VG07) aan te vragen, omdat
het zorgkantoor ook van mening is dat de zorg zwaarder is geworden.

5.8 Verzoeker stelt moeite te hebben met het aanvragen van een nieuwe indicatie (ZZP VG07).
Hij wil goede zorg voor cliënt, maar twijfelt of ZZP VG06 niet voldoende voor hem is.
Verzoeker wil het niet zwaarder maken dan het is en wil de toepasselijke regels volgen.

Nieuwe zorgaanbieder
5.9 Zorgaanbieder mag de indicatie ZZP VG07 niet uitvoeren, wat volgens verweerders
onderbouwt dat de organisatie niet is ingericht om in de zorgbehoefte van cliënt te kunnen
voorzien. Verweerders zijn van mening alles gedaan te hebben wat redelijkerwijs mogelijk
was om cliënt passende zorg te bieden en zij hopen dat in goed overleg een andere
zorgaanbieder gevonden wordt. Zowel het zorgkantoor als zorgaanbieder wilde meezoeken
naar andere geschikte zorgorganisaties voor cliënt, maar verzoeker gaf geen akkoord om de
zorgdossiers te delen met de betreffende zorgorganisaties. Hierdoor stagneerde de
zoektocht, aldus verweerders.

5.10 Verzoeker stelt dat hij niet wil dat het dossier van cliënt ‘rondwaart’. Ouders van cliënt
werken beiden in de gehandicaptenzorg en zijn van mening dat ze het beste zelf een andere
zorgaanbieder kunnen zoeken. Zij zijn hiermee bezig. Het is echter moeilijk een geschikte
zorgaanbieder voor cliënt te vinden, waar de verschillende diensten zoals begeleiding,
dagbesteding en logeren gezamenlijk worden aangeboden.

5.11 Zorgaanbieder denkt dat verzoeker graag wil dat cliënt bij zorgaanbieder blijft. Het is een
kleine organisatie die maatwerk levert. Zorgaanbieder beweegt met cliënt en verzoeker mee
en denkt in oplossingen. Andere zorgaanbieders zijn wellicht meer ingericht op de
zorgzwaarte van cliënt, maar mogelijk minder flexibel.

Beoordeling
Geschilonderdelen 1 en 2 Algemeen
Zorgovereenkomst
5.12 Op grond van de zorgovereenkomst mag verzoeker verwachten dat zorgaanbieder zorg levert
overeenkomstig de zorgovereenkomst en het zorg- en ondersteuningsplan. Volgens de
zorgovereenkomst dient zorgaanbieder te voorzien in ‘begeleiding individueel’, ‘begeleiding
in groepsverband’ en ‘kortdurend verblijf/logeren’. De inhoud en omvang van deze zorg is
niet nader gespecificeerd in de overeenkomst. Aanvullend is het zorg- en ondersteuningsplan
van toepassing, dat in overleg met en met instemming van verzoeker tot stand komt en
regelmatig dient te worden geëvalueerd. De commissie stelt op basis van de stukken vast dat
de zorg van cliënt in het zorgplan nader is omschreven (bijvoorbeeld “Cliënt logeert om het
weekend op [zorgaanbieder]”). Tevens blijkt dat het zorgplan ten minste twee keer per jaar
wordt geëvalueerd met partijen en indien nodig wordt aangepast.

Zorgzwaarte
5.13 Partijen hebben verschillende zienswijzen met betrekking tot de toegenomen zorgzwaarte
van cliënt. Zorgaanbieder heeft met name vanaf 2020 aangegeven dat de zorgvraag van
cliënt zwaarder is geworden en zorgaanbieder onvoldoende in staat is hierin te voorzien.
Verzoeker bestrijdt dit en stelt dat nergens uit blijkt dat de zorgbehoefte van cliënt is
veranderd ten opzichte van 2016 en zorgaanbieder dat niet inzichtelijk voor hem heeft
gemaakt.

5.14 De commissie stelt vast dat, met name in het afgelopen jaar, tussen partijen veel gesprekken
zijn geweest over de zorg voor cliënt. Uit de evaluaties van de zorgplannen komen de
bezwaren van zorgaanbieder steeds opnieuw naar voren. Medewerkers van zorgaanbieder
verklaren dat de toename van de zorgzwaarte voortdurend onderwerp van gesprek is
geweest met verzoeker. Er zijn daarnaast meerdere trajecten/procedures doorlopen (CCE
traject, evaluaties met de leerplichtambtenaar, gesprekken met het zorgkantoor over de
financiering van de zorg en over het aanvragen van een nieuwe, zwaardere indicatie), waarin
is geconstateerd dat de zorgzwaarte van cliënt is toegenomen en zorgaanbieder hier niet
meer voldoende in kan voorzien. De CEP-score d.d. 26 mei 2021 onderschrijft eveneens de
zienswijze van zorgaanbieder. De commissie wijst er ten slotte op dat, ook wanneer de
gedragsproblematiek van cliënt niet ernstiger zou zijn geworden sinds 2016, het aannemelijk
is dat de zorg voor hem inmiddels andere eisen stelt. Cliënt is nu immers 16 jaar en heeft een
volwassen postuur gekregen.

5.15 De commissie kan dan ook niet meegaan in het standpunt van verzoeker en zij is van oordeel
dat voldoende is gebleken dat de zorgzwaarte van cliënt is toegenomen. De commissie
begrijpt dat het voor verzoeker teleurstellend is dat zorgaanbieder de in november 2020
gevraagde scoringslijst pas eind juni 2021 heeft ingevuld. De commissie is echter van oordeel
dat ook zonder deze scoringslijst uit de genoemde trajecten en evaluaties blijkt dat
zorgaanbieder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt voor verzoeker dat de zorgzwaarte is
toegenomen en dit regelmatig met hem heeft besproken.

Geschilonderdeel 1: Individuele begeleiding tijdens logeeropvang
5.16 Verzoeker stelt dat zorgaanbieder zich niet aan de zorgovereenkomst heeft gehouden,
omdat hij zonder instemming van verzoeker individuele begeleiding ingezet heeft in de
logeerweekenden. Zorgaanbieder erkent dat hij dit vanaf 2018 heeft gedaan. Hij achtte dit
noodzakelijk vanwege de toegenomen zorgzwaarte van cliënt. Daarnaast sloot de
zorgbehoefte van cliënt niet aan bij de zorgbehoefte van de logeergroepen.

5.17 De commissie stelt vast dat op grond van de zorgovereenkomst zowel individuele begeleiding
als logeeropvang is overeengekomen. Volgens de zorgplannen kreeg cliënt individuele
begeleiding op school (“[Cliënt] gaat vijf dagen in de week naar school (…) met individuele
begeleiding vanuit [zorgaanbieder].”). De soort begeleiding tijdens de logeeropvang is echter
niet nader gespecificeerd in de zorgplannen (“[Cliënt] logeert om het weekend op
[zorgaanbieder]. [Cliënt] gaat de vrijdag als hij blijft logeren direct uit school mee naar
[zorgaanbieder]. Op de andere vrijdag wordt hij uit school naar huis gebracht.”). In zoverre is
de commissie van oordeel dat zorgaanbieder niet in strijd heeft gehandeld met wat tussen
partijen is overeengekomen door individuele begeleiding in de logeerweekenden te bieden.
Wat dit betreft acht de commissie het geschilonderdeel ongegrond.

5.18 De vraag ligt voor in hoeverre individuele begeleiding in de logeerweekenden ook
noodzakelijk was. Zorgaanbieder heeft deze ingezet omdat het naar eigen zeggen nodig was
om verantwoorde zorg te kunnen bieden. [Getuige] stelt in zijn getuigenverklaring: “Het niet
geven van individuele begeleiding in de weekenden is onverantwoord en een direct gevaar
voor de gezondheid en veiligheid van zowel cliënt als de andere jongeren in de logeergroep.”
In het CCE-traject wordt geconstateerd: “Wellicht is de omgeving bepalend of 1-op-1
begeleiding nodig is. Het valt me op dat [cliënt] nu erg afhankelijk is van de vaste begeleiders.
Dit is zo gegroeid in de loop der tijd bij [zorgaanbieder] (was eerst niet zo). (…) 1-op-1
begeleiding zou eigenlijk altijd tijdelijk moeten zijn.”

5.19 Naar het oordeel van de commissie blijkt mede hieruit dat de zorg, doelgroep en
groepsindeling bij zorgaanbieder onvoldoende passend zijn bij de zorgbehoefte van cliënt.
Zorgaanbieder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat groepsbegeleiding tijdens de
logeeropvang bij zorgaanbieder niet meer volstond voor cliënt. De commissie is van oordeel
dat het inzetten van individuele begeleiding in de logeerweekenden wellicht (met name op
langere termijn) niet de juiste weg was voor zorgaanbieder om te voorzien in de zorg van
cliënt, maar de commissie begrijpt dat zorgaanbieder een pragmatische en betrokken
oplossing zocht voor zowel cliënt als verzoeker. In zoverre acht de commissie het
geschilonderdeel ongegrond.

5.20 De commissie stelt vast dat zorgaanbieder het inzetten van de individuele begeleiding tijdens
de logeeropvang niet expliciet kenbaar heeft gemaakt aan verzoeker. Dat het budget van
cliënt hiermee overschreden werd, meldde zorgaanbieder ook niet. Verweerders stellen in
dat kader dat verzoeker zelf de mogelijkheid had om de financiering van het zorgkantoor in
te zien. Verzoeker constateerde de individuele begeleiding al in 2018, maar hij maakte
hiertegen geen bezwaar. Pas later is verzoeker gebleken dat daardoor het budget werd
overschreden.

5.21 De commissie stelt voorop dat verzoeker geen nadeel heeft ondervonden van de inzet van
individuele begeleiding in de weekenden (integendeel: cliënt ontving meer dan waar hij
budgettair recht op had). De commissie is echter van oordeel dat zorgaanbieder het inzetten
van de individuele begeleiding, de noodzaak hiervan en de budgetoverschrijding uitdrukkelijk
met verzoeker had moeten bespreken. Dat zorgaanbieder hier niet zorgvuldig over heeft
gecommuniceerd, heeft naar het oordeel van de commissie bijgedragen aan het ontstaan
van onduidelijkheden en mogelijk ook onjuiste verwachtingen bij verzoeker. In zoverre acht
de commissie het geschilonderdeel gegrond.

Geschilonderdeel 2: Instemmen met wijziging zorgplan
5.22 Verzoeker verwijt zorgaanbieder dat hij verzoeker dwong in te stemmen met een
zorgovereenkomst die geen recht doet aan de zorg van cliënt.
Verzoeker doelt hiermee op het wijzigen van de zorg aan cliënt door sinds februari 2021 één
weekend logeeropvang per maand te bieden in plaats van twee, zoals daarvoor gebruikelijk
was.

5.23 De commissie stelt vast dat het zorgkantoor in december 2020 heeft aangegeven dat het in
2021 niet meer was toegestaan om het budget te overschrijden. In januari 2021 heeft
zorgaanbieder vier scenario’s voorgelegd aan verzoeker om passende zorg aan cliënt te
kunnen bieden binnen het door het zorgkantoor gestelde budget. Binnen deze scenario’s was
alleen de mogelijkheid van maximaal één logeerweekend per maand.

5.24 Vooropgesteld begrijpt de commissie dat de ontlasting in de zorg van cliënt door de
logeerweekenden voor verzoeker en zijn gezin van grote waarde is. Dat de logeeropvang met
ingang van februari 2021 halveerde, is voor verzoeker en zijn gezin dan ook ingrijpend. De
commissie kan echter niet meegaan in de zienswijze van verzoeker dat zorgaanbieder
hiermee in strijd handelde met hetgeen tussen partijen is overeengekomen.

5.25 Zoals eerder geconcludeerd is in de zorgovereenkomst alleen vastgelegd dat logeeropvang
zou worden geboden en niet de omvang daarvan. Zorgaanbieder handelde dan ook in
overeenstemming hiermee – er werd immers nog steeds logeeropvang geboden.

5.26 In het zorgplan is het aantal logeerweekenden wel gespecificeerd. Ter zitting bleek dat in het
zorgplan d.d. 10 maart 2021 ten onrechte twee weekenden logeeropvang per maand staat
vermeld (“[Cliënt] logeert om het weekend op [zorgaanbieder]”). Tussen partijen staat echter
onweersproken vast dat dit een verschrijving is en cliënt sinds februari 2021 van één
logeerweekend per maand gebruik maakt. Volgens de zorgovereenkomst komt het zorgplan
in overleg met en met instemming van verzoeker tot stand. Verzoeker heeft zich echter
gedwongen gevoeld om in te stemmen met het aanpassen van het zorgplan, door te moeten
kiezen voor een scenario waarin minder logeeropvang werd geboden.

5.27 De commissie concludeert dat de beperking van de financiering in 2021 geen beslissing van
zorgaanbieder was, maar van het zorgkantoor. In december 2020 vonden gesprekken plaats
tussen verzoeker, verweerders en het zorgkantoor. Hier werd opnieuw benoemd dat het
aanvragen van een zwaardere indicatie (ZZP VG07) passend is om te voorzien in de zorg voor
cliënt. Verzoeker wilde dit liever niet. Het zorgkantoor berichtte in december 2020 en in
januari 2021 dat een consequentie hiervan kon zijn dat er geen logeeropvang meer ingezet
kon worden en dat een keuze gemaakt diende te worden.

5.28 Zorgaanbieder diende het zorgaanbod passend te maken binnen het budget. Hij heeft hierbij
zo veel als mogelijk willen aansluiten bij de zorgvraag van cliënt en de wensen van verzoeker.
Zorgaanbieder was hierin echter gebonden aan de eisen van het zorgkantoor. Met het
bieden van de scenario’s heeft zorgaanbieder zowel aan de door het zorgkantoor gestelde
eisen als aan de zorgbehoeften van cliënt tegemoet willen komen. Dat hiermee het aantal
logeerweekenden werd beperkt en verzoeker zich hierdoor gedwongen voelde om in te
stemmen met het zorgplan, acht de commissie niet aan zorgaanbieder te wijten. De
commissie is dan ook van oordeel dat dit geschilonderdeel ongegrond is.

Zorgplicht
5.29 De commissie stelt vast dat zorgaanbieder een zorgplicht heeft voor cliënt, ook wanneer hij
niet meer kan voorzien in de zorgvraag. Wanneer er een noodzaak is voor het zoeken naar
een nieuwe zorgaanbieder, dient zorgaanbieder cliënt daarbij te ondersteunen. De
commissie heeft de inspanning van zorgaanbieder gezien om te voorzien in de zorgvraag van
cliënt en een nieuwe, passende zorgaanbieder te zoeken.
Zorgaanbieder is echter afhankelijk van een coöperatieve houding van verzoeker. De
commissie constateert dat het zoeken naar passende zorg voor cliënt binnen het gestelde
budget stagneert door het gebrek aan medewerking van verzoeker en dat dit niet aan
zorgaanbieder te wijten is. De commissie begrijpt de bezwaren van verzoeker, maar wijst
erop dat partijen alleen uit deze impasse kunnen komen wanneer verzoeker een
coöperatieve houding aanneemt.

Conclusie
5.30 Samenvattend is de commissie van oordeel dat zij geschilonderdeel 1 gegrond acht voor wat
betreft de communicatie van zorgaanbieder over het inzetten van de individuele begeleiding
tijdens de logeeropvang, de noodzaak hiervan en over de budgetoverschrijding. Voor het
overige acht de commissie de geschilonderdelen ongegrond.

6 Leerpunten zorgaanbieder/verzoeker
6.1 De Wkkgz heeft als doel om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Ter afsluiting formuleert
de commissie de belangrijkste leerpunten voor zorgaanbieder uit dit geschil die kunnen
bijdragen aan kwaliteitsverbetering.

Betrokkenheid
6.2 De commissie heeft geconstateerd dat zorgaanbieder vanuit zijn grote betrokkenheid en het
willen leveren van maatwerk te veel meebewogen heeft met cliënt en verzoeker.
Zorgaanbieder benoemt ‘meebewegen’ als kenmerkend voor de organisatie en heeft het
belang van cliënt en diens familie vooropgesteld. De commissie erkent de meerwaarde
hiervan voor de kwaliteit van dienstverlening van zorgaanbieder. Verzoeker ondervond
hiervan immers voordeel. Zorgaanbieder moet er echter voor waken dat geen verkeerde
verwachtingen gewekt worden bij een cliënt of diens vertegenwoordigers. Hij dient hiervoor
een goede balans te hanteren tussen professionele distantie en betrokkenheid, waarbij
duidelijke grenzen aangegeven worden over de mogelijkheden in het zorgaanbod.

Communicatie
6.3 Heldere communicatie speelt hierbij een essentiële rol. Zorgaanbieder dient belangrijke
wijzigingen in zorg, redenen daarvoor en gevolgen hiervan voor de financiering te bespreken
met cliënten of diens vertegenwoordigers.

7. De beslissing
De commissie stelt bij bindend advies vast dat:
– geschilonderdeel 1 gedeeltelijk gegrond is;
– verweerders het door verzoeker voldane griffiegeld van € 90,- dienen terug te
betalen op een door verzoeker aan zorgaanbieder op te geven rekeningnummer;
– het meer of anders gevorderde ongegrond is en/of niet voor toewijzing in
aanmerking komt.

17 augustus 2021
mr. P.T.E. Lock, voorzitter
namens de Geschillencommissie KPZ