B I N D E N D A D V I E S
Geschillencommissie KPZ
Geschil 23.05
In het geschil tussen:
verzoeker,
gemachtigden:
verzoeker 1 en verzoeker 2
en
zorgaanbieder,
vertegenwoordigd door verweerster
gemachtigde: advocaat [naam]
1. Bevoegdheid
1.1 Partijen zijn overeengekomen geschillen naar aanleiding van de Wet kwaliteit, klachten en
geschillen zorg (hierna: Wkkgz) te laten beslechten door de Geschillencommissie
Klachtenportaal Zorg (hierna: KPZ) bij bindend advies.
1.2 De zittingscommissie (hierna: de commissie) die voor het onderhavige geschil is ingesteld op
basis van artikel 4 lid 3 van het Geschillenreglement Geschillencommissie KPZ (hierna:
Geschillenreglement) bestaat uit:
– mevrouw mr. drs. N.J.E.G. Cremers (voorzitter);
– de heer drs. H.W. Otten (lid);
– mw. B.H. Tichelaar, MSc, RN (lid).
1.3 Mevrouw mr. C.M. Swolfs is aangesteld als ambtelijk secretaris van de commissie.
2. Het procesverloop
2.1 Op 31 mei 2023 heeft verzoeker het ‘Formulier indienen geschil’ aan de commissie
toegezonden. Het geschil is namens verzoeker ingediend door zijn twee door de rechter
benoemde mentoren verzoeker 1, 1e mentor en moeder van verzoeker en verzoeker 2, tweede mentor.
Vanwege een technische storing heeft dit formulier de commissie op 24 augustus 2023
bereikt.
2.2 Aanvankelijk stelde verzoeker zich op het standpunt dat hij meer dan € 25.000,- aan
schadevergoeding wenste te vorderen. De commissie heeft verzoeker erop gewezen dat zij
op grond van artikel 3 lid 2 Geschillenreglement bevoegd is te oordelen over een verzoek om
schadevergoeding tot maximaal € 25.000,-. De commissie kan het geschil alleen in
behandeling nemen als verzoeker uitdrukkelijk afstand doet van het gevorderde boven €
25.000,-. De commissie heeft verzoeker er daarbij ook op gewezen dat hij niet alsnog een
nieuwe (hogere) vordering kan instellen in een andere procedure bij de burgerlijke rechter.
2.3 Verzoeker heeft vervolgens besloten afstand te doen van zijn vordering boven € 25.000,-. Het
geschil is formeel in behandeling genomen per 5 september 2023.
2.4 Namens verweerster treedt gemachtigde, advocaat [naam], op. Verweerster heeft op 27
oktober 2023 een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadere stukken ingebracht.
2.5 Voor de behandeling van het geschil heeft de commissie een hoorzitting bepaald op
29 november 2023 in Meppel. Naast de commissie en de ambtelijk secretaris waren bij deze
zitting namens verzoeker zijn gemachtigden, diens vader, verweerster en haar gemachtigde
aanwezig.
3. Samenvatting feiten en achtergronden
3.1 Verzoeker is een jonge man waarbij sprake is van een normale intelligentie, een autisme
spectrum stoornis, NAO (gedragsstoornis niet anders omschreven) en encopresis. Daarnaast
heeft hij veel begeleiding en ondersteuning bij Algemeen Dagelijks Levensverrichtingen
(hierna: ADL) nodig en is hij – zoals vermeld- niet volledig zindelijk. Op 29 december 2020
heeft het Centrum Indicatiestelling zorg (hierna: CIZ) een indicatiebesluit gestuurd aan
verzoeker. Vanaf 1 januari 2021 heeft hij een indicatie voor 24-uurszorg voor “GGZ Wonen:
Beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding” –
GGZ 5 indicatie – op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz). Voorts vermeldt het CIZ
besluit “U bent bekend met een autismespectrumstoornis en encopresis. Hierdoor heeft u veel
ondersteuning en begeleiding nodig. De begeleiding is continu bij u in de buurt om gevaarlijke
situaties te voorkomen. Zij helpen u om uw dag in te delen en activiteiten te ondernemen. Zij
herinneren u ook aan uw persoonlijke verzorging en zorgen dat u gezond en op tijd kunt
eten.” Op het moment dat het verblijf bij verweerster begon kon verzoeker reeds aanspraak
maken op meerzorg (eveneens op grond van de Wlz). Stukken in dit kader zijn niet overlegd.
3.2 In de periode 10 januari 2022 tot en met 17 december 2022 is verzoeker op basis van
zogenoemde zorg in natura verbleven bij de zorgaanbieder. Verweerster is oprichter van de
zorgaanbieder en daar werkzaam als bestuurder en psychiater. Voorafgaand aan zijn verblijf
heeft verzoeker vanaf november 2021 bij de zorgaanbieder dagbesteding gekregen.
3.3 De zorgaanbieder is een kleinschalige zorginstelling die zich specifiek richt op de zorg voor
volwassenen met een ontwikkelingsstoornis, met een psychiatrische aandoening en/of
ontwikkelingsstoornis. De zorginstelling levert – voor zover relevant in dezen – zorg in natura
op grond van de Wlz. Verweerster is behandelend psychiater van verzoeker.
3.4 Tijdens de hoorzitting stelt verweerster dat in de zorginstelling 10 cliënten woonachtig zijn en
er 4 begeleiders overdag aanwezig zijn en één in de nacht. Verweerster stelt voorts dat 1 op
1 begeleiding incidenteel ingezet wordt in de vorm van maatwerk afhankelijk van de mate
waarin een cliënt dat nodig heeft. In de nacht is er een slaapbegeleider, die slaapt. Er vindt
geen nachtelijke inspectie plaats noch is er enige vorm van alarmering in de situatie dat
cliënten bijvoorbeeld in de nacht naar buiten gaan. Voor wat betreft de dagbesteding houdt
dit in het algemeen in dat 4 begeleiders de cliënten meenemen naar buiten op het eigen
terrein om heggen te knippen, bos te maaien, in de tuin te werken en schoon te maken. Met
betrekking tot de behandeling stelt verweerster tijdens de hoorzitting dat verzoeker begeleid
werd door een GZ-psycholoog. Behandeling vond plaats middels farmacotherapie van
verweerster zelf en hij onderging muziektherapie. Verzoeker kreeg behandelingen
aangeboden maar miste deze regelmatig omdat hij in bed bleef liggen.
3.5 Al snel na aanvang van het verblijf van verzoeker bij de zorgaanbieder ontstond er verschil
van inzicht over de wijze waarop de zorg en begeleiding vorm zouden moeten krijgen.
Verzoeker (verzoeker 1 en 2 namens verzoeker) stelt in dit kader onder meer dat de zorg
ruim onvoldoende is vorm gegeven, de behandeling van Autisme Team Noord-Nederland
(hierna: ATN) is stopgezet omdat behandeling via de zorgaanbieder zou plaatsvinden. Tijdens
de hoorzitting geeft verzoeker aan gedurende 1.5 jaar op de wachtlijst te hebben gestaan bij
ATN. Vlak voor zijn verblijf bij de zorgaanbieder is hij bij ATN een traject gestart met eerste
onderzoeken. Aangezien zijn verblijf bij de zorgaanbieder inclusief behandeling betreft is het
traject bij ATN gestaakt. Ouders van verzoeker hebben toen de afspraak gemaakt met ATN
dat in de situatie dat de zorgaanbieder wegvalt, zij versneld een beroep kunnen doen op ATN
voor verdere behandeling.
Verder versmeerde verzoeker (met name tijdens het gamen) en lag veel op bed. Er was geen
goede dagbesteding (en geen mogelijkheid deze buiten de zorgaanbieder om te organiseren),
de dagbesteding was onduidelijk en niet uitdagend genoeg. Ook was er volgens verzoeker
sprake van overschatting door begeleiding van de zorgaanbieder van verzoeker met als
gevolg dat hij aangesproken werd op diens eigen verantwoordelijkheid. Verzoeker miste een
takenlijst die hij nodig heeft als houvast en iemand die hem daarin concreet begeleidde.
3.6 Verzoeker is gedurende zijn verblijf bij de zorgaanbieder tweemaal geschorst: van 18 tot 22
april 2022 en op 14 november 2022 gedurende één week. Daarna mocht verzoeker alleen
nog overdag aanwezig zijn. Verzoeker is ontevreden over de geboden zorg en beëindigt de
zorgovereenkomst per 17 december 2022 en gaat – na verblijf bij zijn moeder respectievelijk
vader – over naar een andere intramurale zorginstelling.
3.7 Alhoewel verzoeker in de zorginstelling verbleef op basis van zorg in natura was in de praktijk
de situatie dat verzoeker alle weekenden bij zijn (gescheiden) ouders verbleef, (het ene
weekend bij zijn moeder, het andere weekend bij zijn vader). De reden die naar zeggen van
verzoeker hieraan ten grondslag lag was dat bij de zorgaanbieder niet de begeleiding was die
verzoeker nodig had en verzoeker zich – mede hierdoor- onveilig voelde.
Zorgovereenkomst, begeleidingsplan, evaluatie en zorgdossier
3.8 Op d.d. 24 november 2021 is een zorgovereenkomst door verzoeker (verzoeker 1 en 2
namens verzoeker) en verweerster ondertekend, die per 11 november 2021 was ingegaan en
betrekking heeft op de dagbesteding. Er is geen zorgovereenkomst tussen verzoeker en
verweerster beschikbaar met betrekking tot het verblijf.
3.9 In het kader van het verblijf van verzoeker is een zorgplan gemaakt (oud) voor de periode 6
februari 2022 tot en met 5 augustus 2022 en zorgplan (actief) voor de periode 15 september
2022 tot en met 14 maart 2023. Beide zorgplannen zijn gedateerd op 3 oktober 2022. In het
zorgplan dat betrekking had op de periode 6 februari 2022 tot en met 5 augustus 2022 zijn
afspraken opgenomen ten aanzien van de begeleiding, meer expliciet aangaande de
dagbesteding en ADL. In het zorgplan dat betrekking had op de periode 15 september 2022
tot en met 14 maart 2023 is daarnaast een behandeling overeengekomen. De behandeling
bestond uit behandelen door GZ-psycholoog en behandeling door alle therapeuten
werkzaam bij verweerster. Verweerster heeft bij herhaling aangegeven dat verzoeker wel
behandeling werd aangeboden echter dat hij hier niet altijd gebruik van maakte omdat
verzoeker in zijn bed bleef liggen.
3.10 Verzoeker had een indicatie voor meerzorg op grond van de Wlz. Hierover zijn in het door
verweerster aan de commissie beschikbaar gestelde zorgdossier geen aantekeningen
beschikbaar.
3.11 Er heeft gedurende het interne verblijf van verzoeker geen gestructureerde evaluatie plaats
gevonden die heeft geleid tot aanpassing van het zorgplan. Hierover zijn in het door
verweerster aan de commissie beschikbaar gestelde zorgdossier geen aantekeningen
beschikbaar.
3.12 Het ter beschikking zijnde zorgdossier bevat primair de dagelijkse rapportages die over
verzoeker zijn gemaakt door zorgverleners werkzaam bij de zorgaanbieder.
Klachtenprocedure
3.13 Op 9 februari 2023 is verzoeker (verzoeker 1 en 2 namens verzoeker) een klachtenprocedure
gestart. In de klacht stelt verzoeker resumerend: “We klagen de zorgaanbieder zorg aan voor
kwalitatief slechte zorg en onheuse bejegening en schade die bij verzoeker is aangericht op
persoonlijke en mentale vlak. Zijn zelfbeeld is aangetast en hij is afgegleden tot een persoon
die hij niet is, Hij heeft nu een strafblad die met de juiste begeleiding er niet was geweest.
verzoeker is in zijn ontwikkeling fors belemmert en dit zal de komende tijd invloed hebben op
zijn functioneren en mogelijk ook langere tijd.”
3.14 In reactie daarop ontvangt verzoeker namens de zorgaanbieder d.d. 13 april 2023 een
reactie. Resumerend stelt verweerster dat de inhoud van de klacht niet overeenkomend is
met de waarnemingen en inzet van verweerster.
4. Het geschil
4.1 Naar aanleiding van de geschilomschrijving onderscheidt de commissie met instemming van
verzoeker (verzoeker 1 en 2 namens verzoeker) tijdens de zitting de volgende
geschilonderdelen:
Geschilonderdeel: tekortschieten in de kwaliteit van de geboden zorg
4.2 Daarnaast vordert verzoeker een schadevergoeding ter hoogte van in totaal € 25.000,- voor
de schade die hij als gevolg van het handelen en/of nalaten van de zorgaanbieder stelt te
hebben geleden. Verzoeker heeft afstand gedaan van het meerdere.
5. De beoordeling ontvankelijkheid van verzoeker in het geschil
Ontvankelijkheid
5.1 Voordat de commissie overgaat tot een inhoudelijk behandeling, beoordeelt de commissie
de ontvankelijkheid van verzoeker in zijn geschil.
5.2 Volgens artikel 9 lid 4 Geschillenreglement en artikel 21 Wkkgz dient een cliënt eerst een
klacht in te dienen bij een zorgaanbieder voordat hij een geschil bij de commissie kan
indienen. Tevens dient er een tijdig oordeel van zorgaanbieder te zijn over deze klacht. Indien
een cliënt het geschil vervolgens aan de commissie wil voorleggen dient dat op grond van
artikel 12 lid 1 sub e Geschillenreglement te gebeuren binnen een jaar nadat het geschil
overeenkomstig artikel 9 lid 4 Geschillenreglement aanhangig kan worden gemaakt.
De commissie constateert dat voldaan is aan deze voorwaarden voor ontvankelijkheid.
5.3 De commissie verklaart verzoeker ontvankelijk in het geschil.
Beoordelingskader
5.4 In zijn algemeenheid toetst de commissie het handelen en/of nalaten van de zorgaanbieder
en zorgverleners aan artikel 2 Wkkgz:
“1.De zorgaanbieder biedt goede zorg aan.
2. Onder goede zorg wordt verstaan zorg van goede kwaliteit en van goed niveau:
a. die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig wordt
verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt,
b. waarbij zorgverleners handelen in overeenstemming met de op hen rustende
verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard, (…) en
c. waarbij de rechten van de cliënt zorgvuldig in acht worden genomen en de cliënt
ook overigens met respect wordt behandeld.”
5.5 De commissie stelt vast dat er twee zorgplannen aanwezig zijn d.d. 3 oktober 2022 die beide
niet door partijen ondertekend zijn. Verzoeker 2 heeft tijdens de hoorzitting bevestigd deze
wel ontvangen te hebben. Schriftelijke evaluatie(s) van de zorgplannen zijn niet in het kader
van het geschil overlegd. Verzoeker 2 geeft tijdens de hoorzitting aan dat het zorgplan eerst
na 9 maanden wonen is ontvangen, en dat dit niet in gezamenlijkheid is opgesteld. De inhoud
van het zorgplan is wel besproken. Verweerster geeft tijdens de hoorzitting aan dat het
zorgplan aan de hand van gevoerde gesprekken gaandeweg is bijgesteld. De evaluaties zijn
naar zeggen van verweerster wel uitgevoerd maar niet schriftelijk teruggekoppeld aan de
ouders. Ook kunnen ouders altijd meelezen in rapportages, die dagelijks worden ingevuld
door begeleiders en die informatie bevat met betrekking tot het dag verloop van verzoeker.
Verzoeker 1 geeft tijdens de hoorzitting aan dat zij contact heeft opgenomen met
verweerster naar aanleiding van de rapportage.
6 Beoordeling van het geschil
Geschilonderdeel : tekortschieten in de kwaliteit van de geboden zorg
Het geschilonderdeel kan worden onderverdeeld in de volgende subonderdelen:
(1) geen goede invulling van de dagbesteding;
(2) geen goede begeleiding;
(3) geen adequate behandeling;
(4) tweemaal een onzorgvuldig tot stand gekomen schorsing.
Subonderdeel (1): geen goede invulling van de dagbesteding
6.1 Ten aanzien van de dagbesteding is in zorgplan (oud) met betrekking tot de periode 6
februari 2022 tot en met 5 augustus 2022 het volgende bepaald:
“Ik doe tijdens de werkblokken werkzaamheden die gevarieerd zijn en voldoende uitdagend.
Helder is wat ik hierbij leuk vind. Begeleiding zorgt dat het concreet is wat ik moet doen en is
nabij om te ondersteunen en motiveren als het nodig is. Als ik wegloop naar mijn kamer word
ik opnieuw gemotiveerd om weer verder te gaan.
Er zijn afspraken over gamen/computergebruik (zie gele map voor meest recente afspraken).
Begeleiding houdt mij hier consequent aan door mij aan te spreken al ik mij hier niet aan hou
en mij te stimuleren om tot een andere activiteit te komen.
Begeleiding maakt met mij een dagplanning, waar dus ook op staat wat ik in mijn vrije tijd ga
doen. Ik kan niets met loze tijd en doe graag activiteiten samen. Begeleiding stimuleert mij
om gezamenlijke activiteiten met huisgenoten te ondernemen/organiseren (darttoernooi,
sporten, etc)
Begeleiding houdt in de gaten of ik ’s avonds ga slapen en niet nog op een computer of
telefoon bezig ben.”
Ten aanzien van de dagbesteding is in zorgplan (actief) met betrekking tot de periode 15
september 2022 tot en met 14 maart 2023 het volgende bepaald:
“Ik doe tijdens de werkblokken werkzaamheden die gevarieerd zijn en voldoende uitdagend.
Helder is hierbij wat ik leuk vind.
Begeleiding is altijd nabij om te ondersteunen en motiveren als het nodig is. Als ik wegloop
van de activiteit word ik opnieuw gemotiveerd om weer verder te gaan, Om te voorkomen dat
ik tijdens werk terug ga naar mijn kamer is de afspraak gemaakt dat mijn deur overdag
tijdens werkblokken op slot is.
Het is voor mij duidelijk hoe een activiteit uitgevoerd moet worden, doordat er een duidelijke
werkkaart is. Het is belangrijk dat voorwaarden voor de klus, zoals goed gereedschap,
aanwezig zijn. Bij (incidentele) klussen waar geen werkkaart voor bestaat, is het belangrijk
dat te zien is wat de bedoeling is, doordat materialen klaarstaan, gereedschap aanwezig is,
etc. Daarnaast verbale instructie/voordoen.
Er wordt ingezet op een goede nachtrust, zodat ik beter kan opstaan en meer motivatie voel
om aan het werk te gaan. Daarom is de afspraak dat ik ’s nachts geen telefoon, internet en
(spel) computer tot mijn beschikking heb. Ik word aangesproken op sociale contacten met
medebewoners die ik in de nacht aanga.
Ik zet zelf ’s morgens de wekker, zodat ik op tijd wakker ben. Daarnaast komt begeleiding mij
op tijd (7.30 uur) wekken. Na de overdracht zet begeleiding in op mij uit bed krijgen, door bij
mij te blijven en mij aan te spreken dat ik moet opstaan. Dit totdat ik opgestaan ben.
Er zijn afspraken over gamen/computergebruik. Ik heb momenteel zelf geen beschikking over
(spel) computer en mag niet bij andere cliënten op hun kamer computeren/gamen. Dit
gebeurt alleen onder toezicht van begeleiding (zie gele map voor meest recente afspraken).
Begeleiding houdt mij hier consequent aan door mij aan te spreken als ik mij hier niet aan
houd en mij te stimuleren om tot een andere activiteit te komen.
Begeleiding maakt met mij een dagplanning, waar dus ook op staat wat ik in mijn vrije tijd ga
doen. Ik kan niets met loze tijd en doe graag activiteiten samen. Begeleiding stimuleert mij
om samen een spelletje te doen en gezamenlijke activiteiten met huisgenoten te
ondernemen/organiseren (darttoernooi, sporten, etc.)
Begeleiding houdt in de gaten of ik ’s avonds ga slapen en niet nog op een computer of
telefoon bezig ben. Mijn telefoon lever ik in voor de nacht, zie dagprogramma
Omdat ik de afgelopen tijd in de verleiding kwam om ongewenst activiteiten te doen in mijn
vrije tijd, buiten het terrein, zijn daar afspraken over gemaakt. Ik ga niet zonder begeleiding
het terrein af en als ik mij goed aan de afspraken bij de zorgaanbieder weet te houden, gaan
we dit weer afbouwen. Voor de meest recente afspraken zie gele map. “
6.2 Verzoeker 1 en 2 stellen namens verzoeker – samengevat – dat er geen goede invulling van de
dagbesteding, afgestemd op verzoeker heeft plaatsgevonden. Deze was onduidelijk en niet
uitdagend genoeg voor verzoeker. Het voelde voor verzoeker niet als dagbesteding. Vanaf de
tweede week van zijn verblijf hebben verzoeker 1 en 2 aan verweerster de optie gegeven
voor dagbesteding extern. Dit was voor verweerster – aldus verzoeker 1 en 2 –
onbespreekbaar. Een takenlijst als houvast voor de dagstructuur van verzoeker met daarbij
de noodzakelijke begeleiding was niet aanwezig.
6.3 Tijdens de hoorzitting stelt verweerster dat de begeleiders de cliënten meenemen op het
terrein in het kader van de dagbesteding. Verweerster acht het van belang dat de cliënten
dagbesteding via de zorgaanbieder krijgen omdat “zij zelf de cliënt in de vingers willen krijgen
voor wat betreft benadering, bejegening en begeleiding”. Ten aanzien van de dagbesteding
van verzoeker stelt verweerster tijdens de hoorzitting dat verzoeker veel in bed lag en niet
altijd gemotiveerd was deel te nemen aan de aangeboden dagbesteding. De dagbesteding
werd wel aangeboden in de vorm van heggen knippen, bosmaaien, in de tuin werken,
schoonmaken. Verweerster geeft aan dat verzoeker regelmatig niet verscheen als hem
begeleiding werd aangeboden.
6.4 De commissie constateert dat verweerster dagbesteding aanbood in enige vorm. Niet is
gebleken dat de begeleiding aan verzoeker concreet aangaf wat te doen, hem in voldoende
mate ondersteunde, hem actief daarin begeleidde en hem motiveerde indien nodig en
aansloot op de behoefte van verzoeker in lijn met hetgeen afgesproken was op grond van het
zorgplan. Evenmin is gebleken dat de dagbesteding gevarieerd en voldoende uitdagend was
zoals overeengekomen in het zorgplan.
6.5 De commissie komt tot de conclusie dat dit subonderdeel (1) gegrond is.
Subonderdeel (2) geen goede begeleiding
6.6 Ten aanzien van ADL is in zorgplan (oud) met betrekking tot de periode 6 februari 2022 tot en
met 5 augustus 2022 het volgende bepaald;
“Ik douch iedere avond en na een ongelukje met ontlasting. Begeleiding stimuleert en mij
blijft dit doen totdat ik begin.
Ik poets tweemaal per dag mijn tanden, begeleiding stimuleert mij en blijft in mijn nabijheid
totdat ik dit daadwerkelijk ga doen.
Ik was voldoende vaak mijn kleding, zodat ik altijd schone kleding op voorraad heb om aan te
trekken. Wasdagen volgend weekplanning
Als ik een ongelukje heb gehad met ontlasting geef ik een teken aan begeleiding, zodat zij
weten dat ik moet verschonen en mij hierbij kunnen stimuleren. Omdat ik dit niet altijd
kan/doe, houdt begeleiding ook goed in de gaten of ik niet vies ben, mn in de namiddag
/avond.
Ik ruim dagelijks mijn kamer en badkamer op. Ik leer dit in stappen zelf te doen:
stap 1: we doen het samen, de benodigde stappen worden opgeschreven en gevolgd
stap 2: we starten samen, maar daarna vertrekt begeleiding. Na afloop checken we samen of
het goed is gegaan
stap 3: Begeleiding herinnert aan de taak en checkt na afloop of het gebeurd is
stap 4: ik ruim zelf mijn kamer op als dit op mijn programma staat
Ik breng iedere avond mijn vieze luierbroekjes buiten naar de container. Begeleiding
stimuleert mij om dit te doen en blijft in mijn nabijheid totdat ik de actie uit ga voeren.”
Ten aanzien van ADL is in zorgplan (actief) met betrekking tot de periode 15 september 2022
tot en met 14 maart 2023 het volgende bepaald:Stichting Geschillencommissie KPZ
6.7 Verzoeker 1 en 2 stellen namens verzoeker- samengevat – dat hij vanaf de eerste dag is
overschat. Zijn functioneren is zeer disharmonisch en er is een groot verschil tussen kunnen
en aankunnen. Verzoeker werd door de begeleiding steeds aangesproken op zijn eigen
verantwoordelijkheden die hij niet kon dragen. Ter illustratie geven verzoeker 1 en 2 in dit
kader de verantwoordelijkheid voor zijn persoonlijke hygiëne, het schoonhouden van zijn
leefomgeving, het op tijd eten en naar zijn werk gaan, etc. Hij versmeerde zichzelf en zijn
directe omgeving; vieze kleding lag op de grond en verzoeker diende dit zelf op te ruimen
zonder begeleiding. De begeleiding was van mening dat verzoeker eerst zelf tot actie diende
over te gaan in het kader van zijn leerproces alvorens de begeleiding hem te hulp schoot. Uit
overdrachten blijkt duidelijk dat hij hier niet toe in staat is en dat er ook geen verbetering
zichtbaar was. Het is regelmatig voorgekomen dat hij geen schone kleding meer had. Ook
kwam het voor dat als verzoeker niet op tijd uit bed was, hij geen eten (meer) kreeg. Als hij
dan stiekem uit de keuken eten haalde werd dit als diefstal betiteld, de kosten hiervan
werden in rekening gebracht bij verzoeker.
6.8 Verweerster stelt – samengevat – dat verzoeker weinig gevoelig was voor begeleiding, mede
omdat ouders vonden dat begeleiding zijn viezigheid moest opruimen. Tijdens de hoorzitting
licht verweerster toe dat er ten aanzien van de zelfredzaamheid veel contact is geweest met
moeder en dat telkens als de ouders kwamen verzoeker versmeerde. Voor het personeel was
dit niet altijd prettig. In de loop van de tijd was duidelijk dat zich dit voordeed als hij zich
ontspande tijdens het gamen. Het broekpoepen was bekend bij aanvang van de zorg, maar
het was onvoldoende duidelijk voor begeleiding hoe hiermee om te gaan. Tevens geeft
verweerster aan dat het niet is nagelaten de viezigheid schoon te maken, echter vonden de
begeleiders dit niet “het fijnste klusje” en voelden zij zich “voor het karretje van verzoeker
gespannen”. Voor wat betreft het gestelde met betrekking tot het standpunt van verzoeker 1
en 2 dat verzoeker regelmatig over te weinig schone kleren beschikte licht verweerster ter
zitting toe dat verzoeker er een extra wasdag bij kreeg (in aanvulling op de twee was
momenten per week), echter dat als verzoeker in of op bed bleef liggen zijn was-moment
voorbij ging.
6.9 De commissie concludeert dat uit de CIZ-beschikking blijkt dat verzoeker extreme
gedragsproblematiek heeft waardoor hij is aangewezen op zeer intensieve begeleiding. In de
CIZ-indicatie wordt tevens gesteld dat het risico op zelfverwaarlozing groot is bij het onder
meer ontbreken van intensieve begeleiding met veel structuur. Dit komt ook tot uitdrukking
in de zorgplannen waarin ten aanzien tot de hygiëne en het omgaan daarmee expliciet
afspraken zijn gemaakt waarbij een stimulerende rol voor de begeleiding is afgesproken. De
commissie constateert dat noch uit overlegde stukken noch uit de toelichting van
verweerster tijdens de hoorzitting blijkt dat hier in voldoende mate invulling aan is gegeven.
6.10 De commissie komt tot de conclusie dat dit subonderdeel (2) gegrond is.
Subonderdeel (3): geen adequate behandeling
6.11 Ten aanzien van de behandeling is in zorgplan (oud) met betrekking tot de periode 6 februari
2022 tot en met 5 augustus 2022 niets vermeld. Ten aanzien van de behandeling is in
zorgplan (actief) met betrekking tot de periode 15 september 2022 tot en met 14 maart 2023
het volgende bepaald: “wekelijks therapeutische gesprekken met Gz-psycholoog”
6.12 Verzoeker stelt dat deze bij ATN Hoogeveen was geweest voor diagnostische onderzoeken en
dat de behandeling zou aanvangen. Verweerster heeft naar het standpunt van verzoeker
aangegeven de behandeling over te nemen echter deze sloot niet aan bij de vraag van
verzoeker.
6.13 Tijdens de hoorzitting licht verweerster toe dat verzoeker behandeld is door een GZ
psycholoog en tevens onder behandeling was bij andere therapeuten werkzaam bij de zorgaanbieder.
Verder heeft verzoeker farmacotherapie gehad van verweerster (zijnde
psychiater) en muziektherapie.
Verweerster licht tijdens de hoorzitting toe dat het personeel een training heeft gevolgd bij
het Centrum voor Consultatie en Expertise om verzoeker beter te begrijpen. Deze is gestopt
zodra verzoeker is vertrokken bij verweerster.
Verweerster heeft bij herhaling aangegeven dat verzoeker wel behandeling werd
aangeboden echter dat deze hier niet altijd gebruik van maakte omdat verzoeker in zijn bed
bleef liggen.
6.14 De commissie stelt vast dat verzoeker 1 en 2 namens verzoeker tijdens de hoorzitting hebben
aangegeven dat het zorgplan niet samen met verzoeker is opgesteld. Het zorgplan is door
verzoeker 1 en 2 pas eind september 2022 voor het eerst gezien. Verzoeker 1 en 2 werden
verzocht in november dit zorgplan te tekenen; dit is niet gebeurd. De inhoud daarvan is wel
met verzoeker 1 en 2 besproken en het zorgplan als zodanig was (digitaal) beschikbaar voor
verzoeker 1 en 2. De commissie stelt vast dat verweerster heeft bevestigd dat verzoeker
regelmatig geen behandeling krijgt en dat verweerster dat wijt aan het gedrag van verzoeker
(namelijk in bed blijven liggen). De commissie concludeert dat uit de CIZ-beschikking blijkt
dat verzoeker extreme gedragsproblematiek heeft waardoor hij is aangewezen is op zeer
intensieve begeleiding. Deze intensieve begeleiding houdt tevens in dat van verweerster
verlangd mag worden verzoeker actief te motiveren en te begeleiden om gebruik te maken
van de aangeboden behandeling. De commissie constateert dat noch uit overlegde stukken
noch uit de toelichting van verweerster tijdens de hoorzitting blijkt dat hier in voldoende
mate invulling aan is gegeven.
6.15 De commissie komt tot de conclusie dat dit subonderdeel (3) gegrond is.
Subonderdeel (4): twee maal onzorgvuldig tot stand gekomen schorsing
6.16 Verzoeker 1 en 2 stellen namens verzoeker dat deze twee maal is geschorst naar aanleiding
van een incident, met als gevolg dat hij gedurende die periode (afwisselend) bij één van zijn
ouders moest verblijven. De eerste schorsing vond plaats op 18 april 2022 (Eerste Paasdag)
nadat verweerster bemerkte dat verzoeker met een medebewoner een geheime zender had
gemaakt in de schuur van Epos. Deze was in de nacht gemaakt zonder dat verweerster dit
had opgemerkt. In de nacht was geen toezicht. Verzoeker was de dag van de schorsing met
familie aan het varen en kreeg via WhatsApp in de middag te horen dat verzoeker per die
avond geschorst werd. Verzoeker werd per direct geschorst. Verzoeker en zijn moeder zijn
die avond nog bij verweerster geweest maar verzoeker werd niet binnengelaten. Verzoeker
was tot en met 24 april 2022 geschorst. Voorts hebben zich nog meerdere incidenten
voorgedaan. Naar aanleiding van een incident op 14 november 2022 waarbij verzoeker
samen met een medebewoner een scooter heeft gestolen heeft een tweede schorsing
plaatsgevonden. Aanvankelijk had verweerster aangegeven dat verzoeker in zijn geheel niet
meer mocht terugkomen. Dit is gewijzigd in het niet welkom zijn in de avonden en
weekeinden. Uiteindelijk heeft verzoeker op 17 december 2022 zijn verblijf bij verweerster
op eigen initiatief beëindigd.
6.17 Verweerster licht tijdens de hoorzitting toe dat de aanleiding voor de eerste schorsing is
ingegeven door het feit dat verzoeker betrokken was bij het bouwen van een zender en er
daardoor risico op brandgevaar aanwezig was en verzoeker heeft gedreigd om “de boel in
brand te steken”. Verweerster licht toe dat de begeleider die in de nacht aanwezig was sliep
en dat er geen maatregelen zijn getroffen zoals bijvoorbeeld elektronische deurbewaking
zodat de begeleider het zou kunnen merken als iemand naar buiten gaat. Aanleiding voor de
tweede schorsing was de scooterdiefstal. Verweerster geeft ten aanzien van de schorsingen
aan niet te weten of deze gerechtvaardigd zijn. Verweerster heeft toen in overweging
genomen om over te gaan tot gedwongen opname door middel van een rechterlijke
machtiging maar is hier in overleg met de Wet zorg en dwang functionaris niet toe over
gegaan.
6.18 De commissie is van oordeel dat in een situatie als de onderhavige de voor onbepaalde tijd
gesloten zorgovereenkomst slechts kan worden opgeschort als daarvoor gewichtige redenen
aanwezig zijn. De commissie is het niet met verweerster eens dat daar in deze zaak sprake
van was. De commissie neemt daarbij in overweging dat verweerster ermee bekend is dat
verzoeker een indicatie heeft voor extreme gedragsproblematiek. De ouders hebben eerder
suggesties gedaan om te borgen dat verzoeker niet zonder dat dit bemerkt zou worden zijn
kamer kon verlaten. Aan deze verzoeken is niet tegemoetgekomen noch zijn er andere
(minder vergaande) maatregelen overwogen. De commissie concludeert dat de zorg zoals
aangeboden door de zorgaanbieder onvoldoende aansloot bij de behoefte en zorgvraag van
verzoeker zoals afgesproken in het zorgplan. Verweerster bevestigt dat de mededeling met
betrekking tot de schorsing kort voor het moment waarop deze is ingaan werd meegedeeld
aan verzoeker zonder enige vorm van vooraankondiging dan wel het verkennen van een
redelijke termijn alvorens tot schorsing over te gaan of het doorlopen hebben van een
stappenplan om alsnog tot een oplossing voor verzoeker te komen.
6.19 De commissie komt tot de conclusie dat dit subonderdeel (4) gegrond is.
7 Verzoek tot schadevergoeding
7.1 Verzoeker 1 en 2 stellen (namens verzoeker) schade te hebben geleden – waarbij partijen
tijdens de hoorzitting overeenstemming hebben bereikt over de periode van geschil zijnde
januari 2022 tot en met 17 december 2022 – in de vorm van (a) kosten omdat verzoeker niet
bij verweerster mocht verblijven en (b) diverse kosten bestaande uit facturen van
verweerster verzonden aan verzoeker, extra aanschaf van kleding, beddengoed en
handdoeken en reiskosten.
7.2 Verzoeker 1 en 2 vorderen ter zake een schadevergoeding ter hoogte van in totaal € 25.000,-
(en doen afstand van het meerdere).
7.3 Nu subonderdeel 1, 2, 3 en 4 van het geschil gegrond zijn verklaard zal de commissie
beoordelen of de door verzoeker 1 en 2 geclaimde schade geheel of gedeeltelijk voor
vergoeding in aanmerking komt.
7.4 Verweerster heeft tijdens de hoorzitting gesteld dat het verzoek tot schadevergoeding niet
kan worden toegewezen omdat dit een schadeverzoek van de ouders betreft en het schade is
die niet geclaimd kan worden omdat het mantelzorgschade betreft. Er is wellicht financiële
schade geleden, de vraag is of dit door verweerster gedragen moet worden.
7.5 De commissie is van oordeel dat voor zover er sprake is van zogeheten “verplaatste schade”
deze voor vergoeding in aanmerking kan komen op grond van artikel 6:107 van het Burgerlijk
Wetboek.
Kosten opvang ouder
7.6 In de eerste plaats vorderen verzoeker 1 en 2 kosten:
(1) voor de naar aanleiding van de schorsingen geregelde opvang met betrekking tot de
weekenden vanaf vrijdag 21 januari 2022: voor 49 weekenden € 29.910,58,-;
(2) in verband met de schorsing in de periode 18 tot en 22 april 2022 € 1526,05,- en in
verband met de schorsing vanaf 14 november gedurende een week en voorts de avonden en
nachten € 8012,05,-.
7.7 De commissie stelt dat er sprake is van causaal verband tussen het handelen en/of nalaten
van verweerster en de geleden schade voor wat betreft de vordering die betrekking heeft op
de twee schorsingen. Nu verzoeker 1 en 2 evenwel de kosten niet hebben onderbouwd, zal
de commissie de betreffende kosten als bedoeld vaststellen naar redelijkheid en billijkheid
en vaststellen op € 2150,-.
Vieze kleding, beddengoed en handdoeken
7.8 In de tweede plaats vorderen verzoeker 1 en 2 een schadebedrag van €900,- omdat
verzoeker bevuilde kleding, beddengoed en handdoeken heeft moeten weggooien en
vervangen. Verzoeker heeft extra kleding moeten aanschaffen in verband met ernstige
vervuiling en te weinig wassen waardoor er geen schone kleding beschikbaar was. Daarnaast
heeft verzoeker extra beddengoed en handdoeken moeten kopen in verband met ernstige
vervuiling en kwijtraken van beddengoed. Naar de commissie begrijpt, stellen verzoeker 1 en
2 zich op het standpunt dat verweerster hem onvoldoende heeft begeleid met zichzelf
verschonen, het wassen van kleding en beddengoed en had moet controleren dat er vaker
gewassen had moeten worden en er geen spullen zouden kwijtraken.
De commissie bepaalt deze vergoeding naar billijkheid. Gelet op de omstandigheden acht de
commissie een schadevergoeding van € 450,- passend.
Facturen Verweerster
7.9 In de derde plaats vorderen verzoeker 1 en 2 een schadebedrag van €67,59. Dit bedrag is de
som van:
(1) € 20,- in verband met “diefstal” uit keuken;
(2) €37,59,- in verband met stelen eten uit de keuken;
(3) vergoeding haardhout incl. schadeformulier.
Genoemde diverse kosten zijn door verweerster in rekening gebracht bij verzoeker. De
juistheid van dit bedrag is tijdens de hoorzitting bevestigd door verweerster. Gezien de
gegrond verklaarde subonderdelen zal de commissie deze vordering als schade toekennen.
Reiskosten
7.10 In de vierde plaats verzoeken verzoeker 1 en 2 vergoeding van de reiskosten in verband met
het ophalen op vrijdag en terugbrengen op zondag in de periode januari 2022 tot en met
december 2022. De vordering in verband met de reiskosten bedraagt € 745,92,-. De
commissie stelt dat de reiskosten naar redelijkheid en billijkheid voor vergoeding in
aanmerking komen voor zover die betrekking hebben op de periode na de tweede schorsing
tot en met 17 december 2022. De commissie heeft de reiskosten naar redelijkheid en
billijkheid en vastgesteld op € 210,-. Naar het oordeel van de commissie dienen de overige
reiskosten in redelijkheid voor eigen kosten van verzoeker 1 en 2 te blijven.
8. Leerpunten voor de zorgaanbieder
8.1 De Wkkgz heeft als doel om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Ter afsluiting formuleert
de commissie de belangrijkste leerpunten uit dit geschil die kunnen bijdragen aan
kwaliteitsverbetering.
Leerpunt 1 (m.b.t. het zorgplan):
8.2 De commissie adviseert een concreet geformuleerd zorgplan, tijdig en in gezamenlijkheid
met de cliënt en diens vertegenwoordiger(s) op te stellen op basis van de beschikbare kennis
en feiten en te bespreken met cliënt en (bij voorkeur) te laten ondertekenen door alle
betrokken partijen. Op deze manier wordt onduidelijkheid over de verwachting en invulling
rondom de overeengekomen zorg en begeleiding voorkomen.
8.3 Leerpunt 2 (m.b.t. evaluatie zorgplan)
De commissie adviseert een zorgplan periodiek en gezamenlijk te evalueren en er zorg voor
te dragen dat die evaluatie schriftelijke vastgelegd wordt en als zodanig (tijdig) beschikbaar
wordt gesteld aan partijen.
8.4 Leerpunt 3 (m.b.t. begeleiding en rapporteren op doelen)
Begeleiders dienen cliënten gestructureerd, doelgericht en zoveel mogelijk vanuit
professionele standaarden, te begeleiden en dit zorgvuldig en volledig weer te geven in de
rapportage, gericht op de doelen uit het zorgplan. Een goede rapportage draagt bij aan de
borging van de kwaliteit van de ondersteuning.
8.5 Leerpunt 4 (m.b.t. toetsbaarheid)
Een zorgaanbieder dient zich toetsbaar op te stellen met betrekking tot de begeleiding, zorg
en behandeling zoals die heeft plaats gevonden. Om daarin te voorzien dient de
zorgaanbieder in voldoende mate het zorgdossier actueel te houden.
9. De beslissing
9.1 De commissie stelt bij bindend advies vast dat:
– geschilonderdeel 1, subonderdeel 1, 2, 3 en 4 gegrond zijn;
– verweerster het door verzoeker voldane griffiegeld van € 90,- dient terug te betalen op
een door verzoeker aan verweerster op te geven rekeningnummer;
– Verweerster gehouden is de uiterlijk 31 januari 2024 aan verzoeker een
schadevergoeding van in totaal € 2877,59,- te voldoen op een door verzoeker op te
geven rekeningnummer.
8 januari 2024
Mevrouw mr. drs. N.J.E.G. Cremers
namens de Geschillencommissie KPZ