GESCHILLENINSTANTIE
Stichting Deskundigheidsbevordering
en Ondersteuning Kwaliteitsbeleid Huisartsenpraktijken (DOKh) Noordwest-Nederland
Robijnstraat 6
1812 RB ALKMAAR
Klachtnummer:2019/G015
BESLISSING
inzake:
mevrouw [naam], mevrouw [naam] en mevrouw [naam], woonplaats kiezende te [plaats],
hierna te noemen: klaagsters,
vertegenwoordigd door advocaat-gemachtigde mr. [naam],
tegen
mevrouw [naam],
specialist ouderengeneeskunde te [plaats],
hierna te noemen: beklaagde.
Ontstaan en loop van het geschil
Klaagsters hebben zich bij ongedateerde brief met bijlagen van hun gemachtigde mr. [naam], per
e-mail door de Geschilleninstantie ontvangen op 21 januari 2019, gewend tot de Geschilleninstantie, met het verzoek een geschil tegen beklaagde in behandeling te nemen.
Hierbij is naar voren gebracht dat beklaagde op verzoek van klaagsters in juli 2018 een onderzoek heeft ingesteld naar de wilsbekwaamheid van mevrouw [naam], de moeder van klaagsters. Mevrouw [naam] is op 20 oktober 2018 overleden.
Klaagsters hebben, ook na het doorlopen van de klachtenprocedure, de indruk dat beklaagde de opdracht tot onderzoek naar de wilsbekwaamheid van hun moeder onvoldoende zorgvuldig en professioneel heeft vervuld.
Beoordeling ontvankelijkheid van dit geschil
Op basis van artikel 21, lid 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), kan een geschil met een zorgaanbieder schriftelijk ter beslechting aan de Geschilleninstantie worden voorgelegd door een cliënt, indien:
A. is gehandeld in strijd met paragraaf 1 van de wet,
B. de mededeling, bedoeld in artikel 17, eerste lid, diens klacht naar zijn oordeel in onvoldoende mate wegneemt,
C. van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht over een hem betreffende gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening bij de zorgaanbieder indient.
Ingevolge artikel 1, onderdeel 1, van de Wkkgz wordt onder “cliënt” verstaan: een natuurlijke persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend.
Ingevolge artikel 1, onderdeel 1, van de Wkkgz wordt onder “zorg” verstaan: AWBZ-zorg, Zvw-zorg en andere zorg.
Artikel 1, vierde lid, van de Wkkgz bepaalt dat op zorg, voor zover deze betreft handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand of medische begeleiding van een cliënt, verricht in opdracht van een ander dan die cliënt in verband met de vaststelling van aanspraken of verplichtingen, de toelating tot een verzekering of voorziening, of de beoordeling van de geschiktheid voor een opleiding, een arbeidsverhouding of de uitvoering van bepaalde werkzaamheden, hoofdstuk 3 niet van toepassing is.
Hoofdstuk 3 van de Wkkgz bevat bepalingen over effectieve en laagdrempelige klachten- en geschillenbehandeling.
Oordeel over de ontvankelijkheid van dit geschil
De voorzitter van de Geschilleninstantie overweegt dat klaagsters met aangeklaagde een civielrechtelijke overeenkomst hebben gesloten. Klaagsters kunnen zich blijkens hun grieven niet verenigen met de wijze waarop aangeklaagde uitvoering heeft gegeven aan deze overeenkomst.
De voorzitter stelt vast dat klaagsters, mede gelet op het bepaalde in het vierde lid van artikel 1 van de Wkkgz, hiermee niet gezien kunnen worden als “cliënt” aan wie “zorg” is verleend zoals hierboven bedoeld. Dit betekent dat op dit geschil de Wkkgz niet van toepassing is.
Op basis van het voorgaande acht de voorzitter van de Geschilleninstantie, mede gelet op artikel 5, lid 5, van het Reglement geschilleninstantie DOKh, het geschil kennelijk niet-ontvankelijk.
Hiermee is het geschil dan ook beëindigd.
Beslissing
De voorzitter van de Geschilleninstantie verklaart het geschil kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door de voorzitter van de Geschilleninstantie, de heer mr. M.M. van Weely op 28 januari 2019.
Analyse